VOORMIDDAGWACHT - THANATOS
Het is nu voor de vierde keer dat het licht achter Hesperia wordt. De zon stond al boven de bergen toen ik wakker werd, toch duurt het nog een tijdje voordat zij boven Trinacria haar hoogste punt zal bereiken.
Ik ben goed opgeschoten, eigenlijk zit alles me wel mee. En ik voel me genoeg opgeknapt om zo gauw ik aan het einde van de kustlijn de rotspunt zie, aan de oversteek te beginnen.
Hoe zal het straks aan de overkant zijn, in de eerste plaats natuurlijk met Helena? Zouden ze met de bouw al opgeschoten zijn en zou er nog nieuws over Dido zijn en over Helena’s moeder, niet te vergeten?
Ik zie nu in de verte iets van een hoge rots, die de klip moet zijn met het hol van de Verscheurster. Ik hoor niets, misschien houdt ze zich opzettelijk gedeisd. Het lijkt me het beste om nu alvast met de oversteek te beginnen.
En nu maar hopen dat mijn helmstok het houdt! Ik zal flink schuin en met een bocht tegen de stroom in moeten bomen om de maalstroom van de Zuigster aan de overkant te vermijden.
'EN PASSENT' (MOIREN)
Ik heb lange tijd gedroomd dat Poseidon er de hand in heeft gehad dat Palinurus, ondanks zijn behoedzaamheid, in Skylla's rotshol terecht is gekomen. Poseidon was, zoals we al gezien hebben, ooit de minnaar van Skylla geweest en zou, nu hij vanwege zijn belofte aan Aphrodite met die vervelende opdracht rond één leven zat, in één moeite door haar nog een pleziertje kunnen gunnen. Misschien dat hij en passant Palinurus tijdens diens oversteek in Skylla's richting gedreven heeft toen hij bezig was van de Tyrrheense Zee, waar hij even niets meer te zoeken had, naar de Ionische Zee door te steken. Het is niet moeilijk je voor te stellen wat voor gevolgen het plotselinge zeegeweld voor Palinurus gehad zou hebben, als de zeegod en zijn stoet in volle vaart op het toegangsgebied naar de zeestraat aan waren komen stormen. En dat nog wel op een moment, dat Palinurus al zijn krachten nodig had om met zijn helmstok tegen de beginnende draaistroom van Charybdis in te roeien!
Toch vind ik het vanuit de mythe van mijn droom niet zo aannemelijk dat het zo is gebeurd. Deze versie is een zijsprong en voor een mythische afloop te mager. Het is dan wel Poseidon geweest die het offervonnis uitgesproken heeft, maar dat hoeft niet te betekenen dat hij het vonnis hiermee impliciet zou uitvoeren. Bovendien ligt het meer in de rede voor een god van onder meer de zee dat, indien hij wel de bedenker en de uitvoerder zou zijn geweest, hij Palinurus als genoegdoening eerder in de zee versmoord zou hebben, dan de zeeman - ondanks het heimelijke zwak dat hij misschien nog voor Skylla had - aan stukken te laten scheuren.
Het heeft ook kunnen zijn dat Palinurus bij toeval naar Skylla gedreven is en dat hij ‘en passent’ in de betekenis van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, hetzij door toedoen van Poseidon en zijn gevolg, hetzij door eigen stommiteit, in de handen van Skylla is gevallen. Maar ook dit lijkt mij in tegenspraak met de rode draad in mijn droom, en met het principe dat mythen, en die spelen daarin de grootste rol, ten aanzien van het lot niet zoiets als een onvoorzien toeval kennen. Ook dat wat voor ons toevallig lijkt moet vanuit een of andere beschikking, hetzij van de Moiren (die soms moeilijk van de Erinyen en de Chariten te onderscheiden zijn), hetzij van Nemesis een toegemeten bekrachtiging hebben.
Wel kan het zijn dat het voor een deel aan Palinurus zelf gelegen heeft, dat Skylla hem zomaar in de schoot kreeg geworpen. Omdat hij toen hij bij haar in de buurt gekomen was - alle gruwelverhalen die over haar de ronde deden ten spijt - uit overmoed, door verleiding of uit nonchalante nieuwsgierigheid toch te dicht in haar nabijheid en binnen haar bereik is gekomen. Aan Charybdis kan het niet hebben gelegen, die ligt vanwege haar positie aan de overkant nog te ver weg om zich te doen gelden als Palinurus vanuit de zeebocht achter Skylla aan komt sturen.
Wellicht dat een plaatselijke zeedamp hem die ochtend het zicht ontnomen heeft; of dat zijn geest omneveld werd omdat Skylla hem met haar onschuldig-zachte jankgeluid ijl in 't hoofd begon te maken. Waardoor Palinurus, de koers kwijtgeraakt en eenmaal in haar invloedssfeer geraakt, niet meer aan haar ontsnappen kon of daaraan zelfs in 't geheel niet meer wilde denken.
Ik kan me namelijk voorstellen dat hij stom geslagen is door de verpletterende schoonheid waarmee zij aan hem verscheen en dat hij geen oog voor haar monsterlijke schoot en onderlijf kon hebben. (Nu waren die niet echt te zien, omdat ze verborgen zaten in de grot, maar dit algemeen bekende feit had hij moeten weten.) Dat de zeekant rond Skylla's grot voor hem één betoverende zeeboezem werd, en dat de dubbele drievoudige aanblik van Skylla - twee maal drie hoofden, een beetje lange halzen, dat wel (van hondekoppen wordt door Vergilius niet gesproken) - op een verdubbeling van zijn idolen gingen lijken. Misschien vertoonde ze in haar zes gezichten gelijkenis met de volmaakte gelaatstrekken van de godinnen die hij op de bronzen deuren van Carthago had gezien, maar was hij er zich niet van bewust dat vlees en brons inmiddels in zijn herinnering met elkaar versmolten waren.
Het lijkt er dus op alsof Palinurus, maar nu op klaarlichte dag, opnieuw in de maanschemering van vier nachten daarvoor teruggevallen is. En ja hoor: opnieuw daalt Phorbas als een deus ex machina van de hoge hemel neer; niet van 'des hemels sterrentrans' maar nu vanuit een hemel waarin de zon volop bezig is naar haar hoogtepunt te klimmen. Het is moeilijk te zien waar hij zich dit keer op richt, omdat ook Charybdis zich nu met veel golfgeklots begint te roeren. Is het de steven weer (nu slechts een vlot)? Of is het de grot die zich in de zeekant bevindt? Die tot in de diepe onderzeese kloof die zich daar bevindt doorloopt, misschien wel even diep als de hemel hoog is...
Het is op zich niet vreemd dat Phorbas opnieuw verschijnt; hij was immers, zoals we gezien hebben, de vader van Skylla bij Hekate. Hesiodos echter zegt (De Grote Heldinnen-catalogus 13) dat Skylla de dochter van Phoibos en Hekate is. Met andere woorden, wie is nu eigenlijk haar vader? Dit houdt in dat er, net als eerder rond Palinurus, ook ten opzichte van Skylla sprake is van een rivaliteit tussen Apollo (die ook wel Hekatus heet) en Phorbas (zowel minnaar van Hekate als Hekatus).
Wat zou dan de betekenis van dit omstreden vaderschap kunnen zijn? Of gaat het hier slechts om variaties van verhalen die elkaars spiegelbeeld zijn, maar wat wordt er dan in wat weerspiegeld?
En wie is in de driehoeksverhouding Hekatus-Hekate-Phorbas nu rivaal en/of minnaar van wie? En welke rol speelt de vooraanstaande Hekate hierbij? En is het nu even niet Skylla die daarvan het middelpunt is, maar Palinurus, die door Skylla verzwolgen dreigt te worden?
Nog even en we weten wie er toen 'gewonnen' heeft, en of iemand nog een poging heeft gedaan om tussenbeide te komen.
DE WOLFACHTIGE (MOIRA)
Om te weten hoe deze palinuromachie afgelopen is, is het, denk ik nodig nog even te kijken naar de schikgodinnen, - dochters van Nacht en daarmee geparenteerd aan degenen waarmee we zijn begonnen. Er moet helaas nog een ogenblik doorgedroomd worden. Mij lijkt dat, net als het moment waarop iemand aan zijn einde komt en door welke hand, ook de manier waarop een kwestie van beschikking is. Om die reden is het van belang om er achter te komen wat de Moiren met betrekking tot het gebeuren rond Palinurus in het hoofd hadden. Het is namelijk een onontkoombaar feit dat niemand het vermogen heeft zich tegen hun schikkingen te verzetten; zelfs Zeus, de allermachtigste, heeft zich bij wat zij bepalen neer te leggen.
De oudste schikgodin kan soms Aphrodite in haar hoedanigheid van Ourania zijn (Graves 10.3). In deze dubbele hoedanigheid heeft zij veelzeggende bijnamen als 'de Zwarte', 'de Duistere' en 'Mannendoodster' (Graves 18.4). Alsof dit nog niet genoeg is en een samenvattende hoedanigheid vereist, heeft zij ook nog de bijnaam 'Van de Tomben' (id.). Ik zal niet ingaan op de manier waarop zij, de uit Ouranos' bloederige want afgesneden lid geborene, in deze hoedanigheid met mannen om kon gaan (zie Graves 18.3). Op dit vlak is er bij Aphrodite totaal geen onderscheid meer te maken tussen bevalligheids-, schik- en wraakgodin.
Verder heeft de schikgodin Aphrodite Ourania nog de bijnaam Komaitho, 'Met blond haar'. In deze hoedanigheid is zij aan een stervelinge gerelateerd die (toevallig?) ook Skylla heette. (Vgl. Graves 91.1.) Daarnaast is Aphrodite ook nog eens een seizoengebonden maangodin, die in de winter soms in Hera of Athene (in de vorm van een uil, dat wil zeggen als doodsgodin), dan weer in Hekate verandert (Graves 91.1).
Om te weten hoe het nu precies met het gebeuren rond Palinurus zit, moeten we meer weten over de hoedanigheid van Aphrodite op het moment dat Palinurus de zeekloof begint af te steken. Want het maakt wel een verschil wie er op dat ogenblik daar de dienst uitmaakt; of het een van de drie onderlinge antagonisten Aphrodite, Hera of Athene is - de drie rivalen in het gebeuren rond Paris en Helena en de Trojaanse oorlog en Aeneas’ zwerftocht die daar het gevolg van waren - of de zich in het algemeen afzijdig houdende Hekate. Als het een van het genoemde drietal is, dan hoeven we ons omtrent het lot van Palinurus, denk ik, geen illusies meer te maken. Maar als het Hekate is, zij die macht over de hemel, de aarde, de zee en de onderwereld heeft, dan zou dat een verschil kunnen uitmaken.
Ik denk echter dat een tussenkomst van Hekate slechts een strohalm is, wanneer wij willen dat het met Palinurus toch nog goed af zal lopen. En wel, omdat Poseidon zijn 'belofte' ook aan een Aphrodite in haar hoedanigheid van schikgodin deed, en niet alleen aan een bezorgde moeder! Immers, wanneer je haar smeekbede en zijn belofte vanuit haar achtergrond als schikgodin herleest, dan is het net of Poseidon instemt met een wens die een bevallige mond niet hoeft uit te spreken. En dat hij, sowieso al niet opgewassen tegen haar kracht en bevalligheid, deed wat zij eigenlijk wilde: dat hij met zijn woorden bekrachtigde wat zij vond dat er moest gebeuren. (Dat Poseidon daarmee ook nog verraad pleegde aan zijn eigen kamp waar vooral Hera maar ook Athena de dienst uitmaakten, was, gezien de onderlinge rivaliteit van de drie, voor Aphrodite ook mooi meegenomen.)
En verder is er nog een aspect van Aphrodite die haar bepalende rol in het gebeuren in de zeekloof verder onderstreept: haar hoedanigheid met de bijnaam 'Aphrodite de Wolvin' (Graves, 81.9), waarop, denk ik, niet nader hoef in te gaan, omdat de relatie met Skylla en Hekate al duidelijk genoeg is.
Betekent dit ook dat Hekate - over de mogelijke vader hebben we het nu even niet - door Aphrodite in dit ‘offer’ buitenspel is gezet? En dat de meest vereerde gedwongen werd machteloos toe te zien hoe onder invloed van een kracht waartegenover zelfs Zeus, zoals we zagen, machteloos stond, iemand die haar haar bescherming genoot alsnog geslachtofferd ging worden?
Wie weet heeft Hekate nog wel een poging gedaan om haar beschermeling te redden. Maar dat toen Palinurus in de wolfsschoot van nota bene haar eigen kind verdween, haar niets anders restte dan het beschaamde hoofd af te wenden...
*
EPILOOG (NEMESIS)
Zou het moment waarop Hekate door haar dochter Skylla getrotseerd werd het moment zijn geweest dat zij 'de Verre' is geworden? Omdat zij zich - wat Nemesis uiteindelijk ook zou doen - van de mensen en de goden heeft afgewend en niet meer door hen vereerd wilde worden? En dat toen Hekate zich terugtrok een nieuw tijdperk aangebroken is, dat Hesiodos het 'ijzeren tijdperk' zou noemen? Een tijdperk dat zijn eigen tijdperk was, maar in zijn ogen zo in en in slecht, dat hij liever òf eerder gestorven was, òf later geboren (Werken en Dagen 174-75). Een tijdperk ook, waarin (in de vertaling van M.L.West): 'Nor will father be like children nor children to father,' (op.cit. 197-201) en als volgt zal eindigen:
Then verily off to Olympus from the wide-pathed earth, veiling their fair faces with white robes, Decency and Moral Disapproval will go to join the family of the immortals, abandoning mankind; those grim woes will remain for mortal men; and there will be no help against evil. (Op.cit. 197-201)
Je kunt je afvragen waarom Decency en Moral Disapproval, beter bekend als Aidos en Nemesis, tot deze tijdsperiode hebben gewacht om zich naar de Olympus te begeven. (In de tekst van Hesiodos worden beiden met hun eigennamen genoemd, en niet, zoals de vertaling doet: Schaamte en Morele Afkeuring, welke zij personifiëren.) In de eerste plaats, denk ik, omdat Nemesis er absoluut geen zin in had om daar met Zeus, die haar verkracht had, te verkeren. En dat zij, nadat zij als gevolg van die schanddaad Helena ter wereld had gebracht - ja, Helena van Sparta en Troje over wie we het in het voorgaande vaak hebben gehad - ver uit de buurt van de dader, die ze nota bene zelf als kind verzorgd had (vgl. Graves 7.3), en zijn residentie wilde blijven.
Nemesis was in tegenstelling tot wat al te vaak gedacht wordt niet een wraakgodin. Wraak was het terrein van de Erinyen, de daadwerkelijke wraakgodinnen, net als Aphrodite geboren uit het bloederige zaad van het afgesneden lid van Ouranos en bijgestaan door de Meliai, de Ouranische liefdesgodin en de onbetrouwbare Chariten en Hesperiden. (Vgl. Graves 32.3-4, Kerényi 105-08.)
Nemesis was van oorsprong, evenals de Moiren die haar zusters waren, meer een schikgodin, maar dan een godin wier naam niet 'beschikking' betekent, maar 'toegemeten bekrachtiging'. De reden waarom ze een afwachtende houding tegenover haar schender aangenomen heeft, zou vanuit deze hoedanigheid verklaard kunnen worden. Zij wist - en dat was háár kracht - dat er een tijd zou komen dat de macht van Zeus flink afgebrokkeld zou zijn, en dat haar schender gedwongen zou zijn onder een andere naam zijn hoofdzetel en machtscentrum naar elders te verleggen.
Hesiodos geeft geen namen voor de onsterfelijken waarbij Nemesis en Aidos zich op de Olympus aansluiten. Maar misschien kon of durfde hij dat niet, omdat toen hij deze zinnen schreef het tijdperk dat hij verafschuwde nog niet afgelopen was en de goden die zouden uitwijken toen nog de dienst uitmaakten!
Men heeft zich wel eens afgevraagd of de lange ode aan Hekate in de Theogonie een latere toevoeging is geweest, en dus niet van de hand van Hesiodos zelf. De wetenschappelijke discussie over de authenticiteit van deze verzen is uiteindelijk na veel gekrakeel in het voordeel van Hesiodos beslecht. (Vgl. M.L.West, Hesiod Theogony, with Prolegomena and Commentary, New York 1997.)
Verder was Hekate ‘always a goddess of private rather than public cult, and this is sufficient to account for her absence from the Homeric pantheon. (...) The Hecate described is one very different from the Hecate familiar from later centuries. She is completely free from lunar, magical, chthonic and bloody associations (...). She is a healthy, independent and openminded goddess, ready to help different kinds of men in different situations: a universal goddess in the sense that she encroaches upon the provinces of all the other gods (...).‘ (id. p. 277)
Hekate was dus - en het is ook al eerder gezegd - geen Olympische godin, dat wil zeggen toen de Olympiërs daar troonden. Maar ik denk dat toen Nemesis op de Olympos haar plaats innam, zij onder de niet met name genoemde onsterfelijken Hekate weldegelijk aangetroffen zal hebben. Omdat Hekate haar plaats daar ingenomen had nadat tijdens de godsverhuizing van Zeus en de zijnen naar Hesperia haar bloedige, chtonische en magische verwanten met hem die in het vervolg Jupiter heet, meegetrokken waren.
Nu Jupiter dus, toen nog Zeus. De god die eeuwen daarvoor aan Mercurius (toen nog Hermes) opdracht gegeven had om Aeneas te berichten dat hij met zijn affaire met Dido zijn plicht aan het verzaken was (A. 4.219-237) en onmiddellijk uit Carthago moest vertrekken. Om (vgl. Williams n. 1.223-96) zijn taak te volbrengen: het stichten van een stad in Hesperia, van waaruit met niets ontziende ambitie niet alleen een wereldrijk, maar ook een nieuw, en natuurlijk ook 'gouden' tijdperk zou verrijzen...
|