OP BLADEREN GESCHREVEN
EEN RESUMÉ VAN DE HOOFDPUNTEN VAN DE FABELS
Op Bladeren Geschreven: een overzicht van de belangrijkste motieven van de fabels, om dezelfde redenen samengevat als bij het voorgaande hoofdstuk. Basismotief is Palinurus’ droom, diens verdwijning en dood, maar nu tegen de achtergrond van de maanschemering van de nacht waarin Palinurus verdwijnt en van een drietal vrouwen die Palinurus idealiseerde. Bij de uitwerking van deze motieven wordt allereerst van het mythologische concept van de drievoudige maangodin, en dan met name Hekate, gebruik gemaakt en van een scala aan personificaties en associaties rond deze godin, die én een dochter is van de oergodin Nacht én een afstammeling van de Titanen.
01. SCHIJNGESTALTEN
1. DRIE SCHIJNGESTALTEN - MAANGODIN EN HEKATE
De personificaties van godinnen die met de maan verbonden zijn, zijn veelal gebaseerd op drie schijngestalten van de maan: wassende, volle en afnemende maan. Deze schijngestalten zijn in de mythologie op hun beurt verbonden met drie levensfasen van de vrouw, respectievelijk maagd, huwbare nimf en oude vrouw. Dit drievoudige stramien wordt weer in nieuwe tritsen gesplitst, met als criterium de gebieden waarbinnen zij werkzaam zijn: sterrenhemel, aarde en zee of onderwereld en de respectievelijke daarmee verbonden (maan)godinnen.
Hekate Trioditis is de godin Hekate als drievoudige maangodin. Haar hoedanigheid en betekenis hangen van drie factoren af: de schijngestalte van de maan waarmee ze verbonden is, het domein waarbinnen ze opereert en haar associaties aan andere maangodinnen. Maar niet alleen qua idee, ook qua vorm is Hekate een drievoudige godin: de drielijvige Hekate Triformis, die bij de Romeinen Trivia wordt genoemd.
Als Trivia en Hekate Triformis is Hekate een duistere afschrikwekkende godin, maar als Hekate Trioditis - als Hekate geassocieerd aan Selene, Artemis en Persephone - een godin met ook tal van goedgunstige kanten.
VERDER OOK. Een eigen driedeling is de trits: Hekate Ourania, Hekate Phoibe, Hekate Tartarouchos als respectievelijk wassende, volle en afnemende maan maar dan met associaties vanuit mijn persoonlijke mythe. Ourania wordt gedomineerd door de aardse, afrodisische oerkracht van Hekate, Phoibe door haar hoedanigheid als beschermgodin en Tartarouchos als afschrikwekkende onderwereldgodin.
.
2. SCHIJNGESTALTE VIER - MAANNACHT EN MAANSCHEMERING
Naast wassende, volle en afnemende maan is er nog de schijngestalte van de nieuwe maan, in deze context met Nacht (Nox) gelijk te stellen. Nox betekent 'nacht' en 'nachtrust', maar ook: 'nacht des doods', 'duisternis', 'blindheid', 'verblinding', 'onderwereld' en 'verwarde toestand'.
In deze donkerste fase wordt de maan ook wel Neaira genoemd. Dit is weliswaar de naam van Helios’ vrouw, die ook wel Perse of Perseis - Vernietiging of Vernietigster - heet, maar er bestaat ook een Perse-Hekate of Hekate-Perseis, geassocieerd aan het onderwereldaspect van de Wijdschijnende godin en aan de onderwereldgodin Persephone - zij die vernietiging brengt.
De naam Neaira, die van oorsprong de betekenis van jong, jeugdig in zich draagt, is uiteindelijk van dood en vernietiging doortrokken. Zo ook Hekate Neaira en de personificaties die in haar gezelschap verkeren. Als dochter van Nacht: doodsslaap, noodlot, beschikking, vergelding en ondergang. Als titan: vernietiging, monsterlijkheid en demonische betovering.
Daarnaast is Hekate-Neaira vanwege haar verbintenis met de zonnegod Helios toch ook aan de volle maan geassocieerd. Daarmee heeft de nieuwe maan in haar donkerste fase ook een lichte kant, waaronder personificaties van slaap en verleidelijke betovering kunnen vallen.
ZO DUS.In de nacht dat Palinurus verdwijnt is het nieuwe maan. Maannacht, nacht waarin sprake is van een door de nieuwe maan veroorzaakte afschrikwekkende én bekoorlijke betovering. Een sfeer met een onmiskenbare somnambule en zeker ook erotische ondergrond, die hier maanschemering wordt genoemd, en waarin bepaalde aspecten van alle vier de fasen van Hekate als maangodin (Hekate-Neaira, -Ourania, -Phoibe en -Tartarouchos) door elkaar lopen.
.
3. SOMNIA TRISTIA
De verbondenheid van Palinurus' droom met de nieuwe maan als ‘maanschemerende‘ godin brengt een overgangtoestand met bedwelmende uitwerking teweeg. De eerdergenoemde somnambule bewustzijnstoestand, waarin als in een droom vreedzaamheid en doem met elkaar versmelten.
Of zoals R.D.Wiliams dat noemt: “'Somnia tristia': a vague phrase of foreboding, where somnia does not mean specifically 'dreams' but rather 'the sleep that brings doom'; a strange other-worldly effect of midnight powers at work.” Voorgevoel, lot, noodlot, ondergang, vernietiging, doem - en vreemde bovennatuurlijke en middernachtelijke invloeden.
ZO DUS?Hoe Palinurus - zijn roer (vergeet niet de Freudiaanse betekenis die Connolly de helmstok toedichtte) stevig omklemd en zijn ogen op de sterren gericht - tijdens de maannacht zijn ‘droeve droom’ beleeft, waarbij alles wat zijn geest bezig houdt met elkaar lijkt te versmelten. Hoe hij zit te dromen, te piekeren en te dubben, vervuld van opgekropte afschuw tegenover zijn meester en diens opdracht en, onder invloed van een zucht naar vergetelheid, van ouranische verlangens naar de idolen uit zijn visioenen. Hoe hij in zijn geest zijn verdwijning de volgende dag (nadat zijn aanvoerder voet aan wal heeft gezet en zijn taak erop zit) aan het voorbereiden is; gekweld door twijfels of hij de opdracht die hij zichzelf gesteld heeft - de jonge Helena redden die gedwongen in Eryx achtergebleven is - zal kunnen volbrengen en door de vraag hoe het met haar op dit moment gesteld is.
02. TRIADE
1. DRIE IDOLEN
In het symbolisch denken rond de drie levensfasen van de maangodin was naar we hebben aangenomen geen plaats voor de associatie 'dode' vrouw - en dan echt definitief dood. Vandaar dat de nieuwe maan als schijngestalte van de maan hier de 'dode' vrouw als 'afwezige' of ‘onbereikbare’ vrouw moet sublimeren. Drie onbereikbare, ook door Palinurus verafgode vrouwen: Helena, Dido en Camilla. Van deze triade is er een (Dido) dood, maar dat weet Palinurus nog niet en raakt een tweede (Camilla) in zijn herinnering met een dode vrouw (Penthesileia) versmolten. Van een derde (Helena) is het lot nog steeds onbekend, evenals van haar dochter die in Eryx op hem wacht en die hij dan wel niet van de dood maar van een verruïneerd leven moet zien te redden
Helena - van Sparta (1)
- naam die direct met de maan en maanoffers is verbonden;
- over haar precieze rol in de Trojaanse wordt verschillend gedacht;
- moeilijk te doorgronden verraadster, die iedereen voor zich innam;
- het verhaal doet de ronde dat toen Menelaos, 'zo gauw hij een glimp van Helena's naakte borsten opving' zijn zwaard liet zakken en zich vervolgens onmiddellijk met haar verzoende.
Dido van Carthago (2)
- de verradene;
- laat in de nacht voor dat Aeneas in de vroege ochtend vertrekt, een rituele brandstapel oprichten;
- geeft haar priesteres opdracht om driemaal honderd goden en Chaos, Erebos en Hekate in haar drie gestalten aan te roepen;
- pleegt zelfmoord als blijkt dat Aeneas heimelijk maar definitief vertrokken is;
- slaat zich daarbij, Aeneas en zijn missie vervloekend, drie, viermaal op de bekoorlijke boezem en roept nogmaals Hekate aan, om vervolgens met het zwaard dat zij Aeneas ten geschenke had gegeven en dat hij vergeten was mee te nemen, eigenhandig haar boezem te doorsteken.
Camilla (3)
- amazone uit de stam van de Volscen in Latium, bondgenote van Turnus, de voornaamste tegenstander van Aeneas in de strijd die op de landing van Aeneas in Italië zal volgen;
- zal zich krijgshaftig met de ene borst ontbloot te midden van de slachting bewegen;
- slingert speren, hakt met de strijdbijl of met het zwaard om zich heen en strijdt ook als het nodig is met pijl en boog - de wapenen van de maangodin Artemis/Diana;
- zal op een listige maar uiterst laffe manier in de strijd met de Trojanen worden gedood, waarna de dader, die met zijn speer haar strijdlustige boezem had doorboord, zelf tijdens zijn vlucht door een pijl van een nimf van Artemis/Diana gedood wordt.
ad I. HELENA - OURANIA PHOIBE (SCHIJNGESTALTE I)
Voor zowel voor- als tegenstanders was Helena een vrouw aan wier aantrekkingskracht je je niet kon onttrekken. Calasso: “Helena werd omgeven door de liefde van een paar mannen, de haat van ontelbare andere mannen èn van alle vrouwen. Eeuwenlang leed ze onder vervloekingen, godslasterlijke woorden. Maar toch was ze nog steeds 'de enige vrouw door wie Zeus vader genoemd wilde worden'.” En: “In het indrukwekkende historische perspectief verdween haar overspel, niet haar schoonheid. Helena was het levende bewijs van de Atheense stellingname: 'schoonheid regeert noodzakelijkerwijs over kracht'.“ Maar ook: “het koor in Euripides' Cycloop over Helena: ‘Nu dan, wanneer hebben jullie dat meisje gegrepen, haar om beurten verkracht, omdat ze zo graag van man wisselt?’”
De Trojanen hadden haar uitbundig verwelkomd, toen Paris met haar vanuit Sparta in Troje kwam aanzetten, 'in de ban als ze waren van zulke goddelijke schoonheid. En niet alleen Paris maar heel Troje werd verliefd op haar, en Priamos zwoer een eed dat hij haar nooit zou laten gaan.' (Graves) Je kunt je afvragen wat er door de Trojanen, en dus ook door Palinourus heen ging toen Aeneas aan het hof van Dido in het openbaar verslag deed van zijn laatste ontmoeting met Helena. Hoe hij in de nacht dat Troje valt - kort nadat hij getuige is geweest van de wrede moord op de oude Trojaanse koning Priamos - een glimp van de angstige Helena opvangt, die in de tempel van Vesta zat weggekropen. Hoe hij haar wil doden, om zo zijn brandende stad te wreken. Hetgeen hem op een berisping van zijn moeder en beschermster Venus kwam te staan. (…) Het kan niet anders of er moet rond deze vrouw - noodlotsfactor voor zowel de Trojanen als de Grieken - en zeker voor iemand die haar heeft meegemaakt een sluimerende belangstelling zijn gebleven.
De Aeneis bevat geen getuigenis van de verzoening van Helena en haar bedrogen echtgenoot Menelaos. Toch kan het niet anders dan dat over het verdere lot van Helena ook bij de groep rond Aeneas een en ander bekend moest zijn, omdat zij tijdens hun veelvuldige onderbrekingen - zowel op diverse eilanden als op verschillende plaatsen op het vasteland in en rond het Egeïsche gebied - het nodige over het lot van diverse Grieken te horen hadden gekregen. Bovendien was er een oponthoud bij Helenus, zoon van Priamus en dus min of meer een ex-zwager van Helena (dat wil zeggen Helena in haar Trojaanse periode), die, hoewel Trojaan, inmiddels over een aantal Griekse steden regeerde. Het kan bijna niet anders dan dat iedereen - en dus ook Palinurus, waarom niet - wanneer dat maar mogelijk was met vurige nieuwsgierigheid naar Helena geïnformeerd zal hebben.
Er bestaan een aantal verschillende versies rond haar lot, maar de verzoening tussen Helena en Menelaos, en dan vooral op de wijze die hierboven is genoemd, zal er een geweest zijn die niet alleen het meeste tot de verbeelding sprak, maar die ook het beste bij het beeld paste dat iedereen van Helena had.
ad II. DIDO - PHOIBE TARTAROUCHOS (SCHIJNGESTALTE II)
De groep Trojanen rond Aeneas was gastvrij door Dido ontvangen, had intensief aan de opbouw van het zojuist door haar gestichte Carthago meegewerkt en had er een onbezorgde tijd beleefd, alsof ze daar voor altijd zouden blijven. Toen de Trojanen Carthago in het holst van de nacht heimelijk verlaten hadden, omdat Aeneas geroepen was te vertrekken, besefte misschien niet iedereen van de groep wat de plotseling opstekende vuurgloed boven Carthago te betekenen had; misschien wel toen ze door een plotseling opstekende storm overvallen werden. Palinurus, die wel voor hetere vuren had gestaan, begreep direct dat deze storm niet doorstaan kon worden. Connolly meent dat dit het moment is waarop Aeneas voor Palinurus definitief van zijn troon is gevallen, omdat hij wist dat deze storm 'volgde op Aeneas' verraad van Dido’ en hij ‘de juiste betekenis van het vuur dat ze hadden gezien’ gelezen had.
'De angstaanjagende personificatie van haat en wraak, van razernij en wanhoop' (Williams) die Dido werd, heeft Palinurus niet bewust meegemaakt. Dido bleef in Palinurus' herinnering vooral 'de flinke, mooie en bewonderenswaardige koningin'. Hij had misschien wel een vaag besef van haar ontreddering en dood, maar was in de gegeven omstandigheden niet in staat die werkelijk, dat wil zeggen Dido's zelfmoord als realiteit, tot zich door te laten dringen. Wel haar veronderstelde haat, wraak en wanhoop die hij - net als zijn beslissingen over het lot van Helena de Jongere, zijn aanvoerder zeer kwalijk nam.
ad III. CAMILLA/PENTHESILEIA - OURANIA TARTAROUCHOS (SCHIJNGESTALTE III)
‘Uit huizen en van de akkers toegesneld zien allen die jong zijn en ook de schare der moeders bewonderend naar haar uit, met open mond van verbazing.’ Zo schrijft Vergilius over de Italische amazone Camilla. Haar optreden ligt nog in het verschiet, maar haar faam zal alom bekend zijn geweest. Ook in de voet van het vasteland van Italië, waar de Trojanen eerder een tussenstop hebben gemaakt, nemen we aan. Vandaar de versmelting bij Palinurus van het gedroomde beeld van deze amazone met de amazone die de Trojanen destijds in Troje hadden meegemaakt.
De amazonekoningin Penthesileia had tegen het einde van de Trojaanse oorlog aan de kant van de Trojanen meegevochten. Ze had zich zeer in de strijd onderscheiden en ‘was verantwoordelijk voor de dood van veel Grieken. Bij verscheidene gelegenheden joeg ze Achilles van het slagveld. Uiteindelijk echter doorboorde Achilles haar, maar werd toen verliefd op haar dode lichaam, waarmee hij ter plaatse necrofilie bedreef. Dit veroorzaakte grote verontwaardiging onder de Grieken, en Diomedes, die zijn minachting voor Achilles wilde tonen, sleepte het lijk van Penthesileia aan de voeten naar de Skamander en gooide het in het water; maar daaruit werd het gered, waarna het met veel eer op de oever begraven werd, volgens sommigen door Achilles, volgens anderen door de Trojanen.' (Graves) Het is dus niet zeker dat de Trojanen haar zelf begraven hebben, of dat wanneer dat wel zo was, Palinurus bij het ceremonieel aanwezig is geweest. Maar het hele aangrijpende gebeuren rond Penthesileia, dat dus niet alleen in het Trojaanse kamp maar ook in het kamp van de vijand zelf grote beroering had gewekt, zal zich ongetwijfeld in zijn geheugen gegrift hebben.
Deze herinnering zal door het zien van de bronzen afbeeldingen van de Trojaanse oorlog op de muren van de Hera-tempel van Carthago zeker weer tot leven zijn gekomen. (Afbeeldingen die al voor hun aankomst daar waren aangebracht, zo befaamd was deze oorlog al.) De reliefs die de gevechten verbeeldden bevatten ook een voorstelling van Penthesileia. Zij ‘leidt het leger der Amazonen met halvemaanvormige schilden, vurig strijdend te midden van duizenden; de ontblote borst door een gouden gordel gesteund vooruit - de krijgsmaagd die het waagt tegen mannen te vechten.’ (Vergilius)
2. SOMNIA TRISTIA (vervolg)
Zo dus? Maannacht - en het land waar Camilla woont nagenoeg in zicht. Palinurus die in gedachten van Dido en Helena naar Helena’s dochter en de Italische amazone afdwaalt en het schrikbeeld van een door Aeneas opgejaagde Camilla en een door tempeldienaren opgejaagde Helena de Jongere voor ogen krijgt. Na het beeld van de ontredderde Dido is het nu de afspiegeling van het geschonden lijk van Penthesileia dat aan hem verschijnt. Palinurus’ hernieuwde besluit om er na de landing vandoor te gaan en daartoe van een deel van het achterschip, met helmstok en al, een vlot voor zichzelf te gaan maken. En - eveneens een triade - de versmelting van Camilla, Penthesileia en Helena de Jongere die zijn geest nu beheerst.
03. OVERBOORD - IN UNDA
Een hulpeloze val als enige oorzaak van het lot dat Palinurus treffen zal, valt moeilijk te rijmen met de ernstige beschadiging van het schip, waarbij het complete roer en een groot deel van de achtersteven meegesleurd werden. Palinurus' dood als gevolg van een beslissing die hij, om wat voor reden dan ook, zelf genomen heeft (vanuit ouranische roekeloosheid? melancholische bewustzijnsvernauwing? romantische bevlogenheid? om ideële redenen?) ligt, zeker na de influisteringen van de kant van Helikons Muze over Palinurus’ belofte aan de jonge Helena, dan ook eerder voor de hand. En vergeet niet dat de naam Palinurus volgens Connolly, net als de helmstok, ook een seksuele bijbetekenis zou hebben.
Recapitulatie van verschillende vormen van de toedracht die zijn aangevoerd:
bij Vergilius: ongeluk
bij Connolly alleen: zelfmoord en desertie
bij Connolly en anderen: goddelijke interventie, goddelijke wraak en zoenoffer.
Echter, deze verschillende vormen van toedracht hoeven elkaar niet uit te sluiten; voor mij komen ze allemaal, stuk voor stuk of tezamen, in aanmerking, misschien op die van zelfmoord na. Of wellicht zelfmoord toch ook, maar dan geen zelfdoding in de gebruikelijke betekenis van het woord maar het vinden van de dood als gevolg van een niet doelbewuste zelfóffering.
ZO DUS? Het 'ongeluk' dat Palinurus overkwam was niet alleen het gevolg van een interventie van boven- of buitenaf, maar ook van een ontwikkeling die van binnenuit, van de persoon Palinurus zelf uit gebeurde. Beginnend met een gebeurtenis die een zinsbedwelming lijkt: de maannacht waarin Palinurus voor zich uit staart en opnieuw tot desertie na de landing besloten heeft, maar waarbij het gevolg geven aan dat besluit door tussenkomst van bovenaf (Slaapgod, Phorbas en Hera) doorkruist wordt. Eerst in de golven en ook later op het strand weet hij aan die goddelijke wraak of het zoenoffer te ontsnappen; een ander wordt het slachtoffer - Misenus zoals ons is ingefluisterd. Of lijkt dat maar zo dat het zoenoffer heeft plaatsgevonden, en is de vereiste zoening met dit offer toch niet ingelost? Gaandeweg Palinurus’ eigen odyssee, na de onverwachte val in zee, zien wij hem opnieuw in een staat van zinsbedwelming geraken, die in de dagen daarna, dobberend op zijn vlot, geleidelijk aan overgaat in een zinsbegoocheling. Opnieuw is er dan - op de derde dag - een interventie van bovenaf, maar speelt een vorm van zinsbegoocheling hem parten, juist op het moment dat de hoogste waakzaamheid geboden is. Zijn einde heeft uiteindelijk het karakter van een zelfoffering (geen zelfópoffering) en voltrekt zich - anders dan bedoeld - toch nog het (of een) zoenoffer, zij het in een totaal ander verband dan we vermoed hadden.
.
04. PALINOUROMACHIE 1
1. HAAT EN VERGETELHEID
Bedwelming door haat (Styx) en vergetelheid (Lethe), maar ook - en hoe! - een slaapgod die zich eerst als Phorbas heeft vermomd en zich uiteindelijk op Palinurus ‘stort’. Maar ook: ‘zich over hem buigt’, ‘dreigend boven hem opdoemt’, ‘over hem heen gaat liggen’, ‘op hem losstormt’ - en dat ook nog ‘met volle kracht’ - zijn termen waarmee de manier waarop Palinurus door de god gepakt wordt, wordt beschreven. Niet alleen zijn slaapomfloerste blik en roer wordt gebroken, maar ook - en bijna letterlijk - de gehele persoon van Palinurus. En vervolgens dat Palinurus hals over kop in de golven terechtkomt en nog wel om hulp roept, maar vreemd genoeg zonder dat iemand dat hoort.
Dit staat haaks op de eerdere veronderstelling dat Palinurus er op dat moment al opzettelijk vandoor is gegaan en op de liefelijke pracht die aan deze episode wordt toegeschreven. Maar wat de opzettelijkheid van de vlucht die nacht al betreft: het kan heel goed zijn, dat hij pas de daad bij het woord heeft gevoegd en er echt opzettelijk vandoor is gegaan nadat hij gebroken en al weer boven water was gekomen. En wat de liefelijke pracht betreft: dat ook de lezer van de episode door de verleidelijke pracht ervan bedwelmd is geraakt en dat hij geen oog voor het venijn tussen de regels door heeft gehad.
ZO DUS? Nacht van liefelijke pracht - maar wel met haat en vergetelheid aan twee zijden: haatgevoelens en gevoelens van melancholie aan Palinurus’ zijde tijdens zijn wacht en liefelijke vleierij die omslaat in hatelijk geweld bij de slaapgod, Hera en de ‘persoon’ waarvan gezegd wordt dat hij op Phorbas lijkt.
De slaapgod heeft zich niet áls (denken wij) maar áchter Phorbas op de hoge achtersteven neergezet en probeert Palinurus van zijn werk af te leiden, maar de stuurman weigert op de uitnodiging in te gaan en hij kijkt de god nauwelijks aan. Zijn blik blijft op de sterren gericht, terwijl hij zijn helmstok nog steviger omklemt en de god duidelijk maakt dat hij de zee, ook als zij kalm is, niet vertrouwt omdat de verraderlijke winden hem al zo vaak bedrogen hebben. Palinurus verzet zich tegen het goddelijk gevlei. Dat hij de god daarbij nauwelijks of met moeite aankijkt is niet zozeer vanwege de macht van de god of de slaap die over hem overvalt, maar omdat hij ingespannen probeert koers te houden en niet afgeleid wil worden: noch van zijn koers, noch van de gedachtenwereld waarin hij op dat moment gevangen zit..
Het spreken van de god heeft naar onze mening meer het karakter van een erotische verleidingspoging dan vleierij, zeker tegen de achtergrond van het 'hesperische' gehalte van de 'vochtige nacht' van dat moment - 'a Night that harbours golden fruit' (Kerényi). Werden de verleidingen in zijn dromen en fantasieën steeds door vrouwfiguren gedomineerd; nu zijn het mannelijke figuren die proberen Palinurus daadwerkelijk te verleiden en die door Hera nota bene worden aangevuurd.
2. HEKATOS - PHORBANTI SIMILIS
Wie was deze man die op Phorbas lijkt? Is hij het geweest die, na op zo'n onverschillige manier afgewezen te zijn, Palinurus zo grof zal aanpakken?
De naam Phorbas betekent 'vrees aanjagend'. Volgens verschillende tradities heeft Phorbas (een koning uit Argolis of Thessalië) zich als slangenvanger verdienstelijk gemaakt. Als zoon van Triops (deze naam betekent: 'met drie gezichten') is hij een kleinzoon van Helios of Poseidon. In de Eerste Homerische Hymne aan Apollo is hij een liefdesrivaal van Apollo, op andere plaatsen Apollo's lieveling.
Heeft Apollo zijn zinnen op de ongetwijfeld mooie Palinurus gezet en daartoe zijn liefdesknaap als lokaas of als bode op hem afgezonden? Of is Phorbas, die als Apollo's rivaal niet minder phoiboleptisch was, tijdens het uitvoeren van de opdracht die hij van Apollo gekregen had, op zoek gegaan naar een eigen avontuurtje?
Het is algemeen bekend dat de meeste goden erotomanen zijn en dat, als zij het niet alleen af kunnen, listige samenwerkingsverbanden of gedaanteverwisselingen gebruiken om hun hartstochten te kunnen botvieren. Ook Apollo is daar een sprekend voorbeeld van, maar met hem moet je erg oppassen. Zijn naam betekent 'vernietiger', naast 'appelman'. Ook hier een hesperidisch vleugje.
Over de liefdesavonturen van Apollo: ‘There were many love-stories concerning Apollon, the greater number and the most famous of which ended tragically - whether the object of the god's love was a boy or a girl. (...) The tales represent Apollon's love, for a person of either sex, as having been very dangerous.’ (Kerényi) Maar ook: ‘Whoever wishes to tell of the maidens whom Apollon loved must, in most cases, tell also of a rival, who was often more fortunate than the god.’ (id)
Dat we een mogelijke rol van Apollo niet moeten veronachtzamen is ook omdat de Trojanen aan land gaan op de plek waar zich een belangrijke Apollotempel bevindt en de Sibille van Cumae priesteres van Apollo is. (Later in het verhaal van Vergilius komen zogenaamde beloftes van Apollo in een merkwaardige dialoog tussen Aeneas en de schim van Palinurus voor, die in al zijn ongerijmdheid hiermee te maken zou kunnen hebben.)
ZO MISSCHIEN - en, denk ik, misschien geen onaantrekkelijke veronderstelling. Dat Apollo zijn rivaal niet zonder slag of stoot opzij heeft gezet, toen hij dreigend opdoemde en op Palinurus en zijn onbetrouwbare ondergeschikte afstormde. Een gevecht van twee om één, waarbij Phorbas het moest afleggen en ook de slaapgod geen partij was, en Palinurus halfversuft, met de helmstok en het deel van de achtersteven dat hij ter voorbereiding al aan het losmaken was geweest, in zee is getuimel.
|