OP BLADEREN GESCHREVEN
RESUMÉ VAN DE HOOFDPUNTEN VAN DE FABELS (vervolg)
05. SOMNIA IN UNDA
Eenzaamheid, nostalgie, idealisering en verbittering,. En een zekere onbewuste drang tot zelfvernietiging, dat ook. Droeve droom nog steeds, niet langer hoog op de achtersteven maar op de golven van de zee op een losgeraakt deel van het achterschip, dat Palinurus als vlot is gaan dienen. Niemand die toen hij overboord viel zijn hulpgeroep heeft gehoord.
Maanschemering, deinen op de golven en de rots van de Sirenen in het vizier. Verloop langs lijnen die eerder zijn geschetst: (zelf)bedwelming, bovennatuurlijke interventie (het door een god gepakt worden) en het kopje-onder gaan (en het gevaar daarbij verzwolgen te worden). Verder nog thema’s als offer en buit, die ook zijn genoemd en nog steeds een rol spelen. Waarbij in dit verband - ook al vaart Aeneas op dat moment tot haar tevredenheid zonder stuur en stuurman - Hera’s wraakzucht ten opzichte van de Trojanen nog niet geheel bevredigd is.
Palinurus is ten dode opgeschreven, dat staat vast. En wat Vergilius over zijn schim in de onderwereld vertelt - dat zijn aanvoerder hem met moeite herkent - duidt erop dat hij nog meer toegetakeld zal worden, ook al zal hij bij zijn val in zee als gevolg van de val zelf wellicht niet geheel ongeschonden zijn geweest. Maar zo ver is het nog niet. Palinurus komt weer boven water nadat hij door toedoen van Hypnos, Phorbas - en wat we in de vertelling hebben gezien ook van Hera - met geweld te water is geraakt. Zijn helmstok en het deel van de achtersteven dat hij, voordat hij overvallen werd, aan het lospeuteren was, drijven om hem heen. Geen god of wie dan ook meer te bekennen en zijn aanvoerder en metgezellen nog steeds in diepe rust. Palinurus begint met het stuk van de achtersteven als vlot en met de helmstok als roer om de rots van de Sirenen heen richting het vasteland te manoeuvreren.
ZO DUS, DENKEN WE. Niet meer hoog boven het zeeoppervlak op de achtersteven, maar laag op een vlot te midden van de golven. En niemand die op zijn hulpgeroep toen hij te water raakte heeft gereageerd. Geheel alleen in zee, ver uit de kust; zee - zoals Connolly heeft gezegd: 'eeuwenoud symbool van het onbewuste', vergeet dat niet. Zeker op dit moment - geheel en al aan zijn lot overgelaten, met alle gevoelens van verlatenheid van dien. Vandaar ook zijn besluit om niet te proberen weer aan boord van zijn aanvoerder zien te geraken en nu al - en niet nadat het doel op het vasteland zou zijn bereikt - er vandoor te gaan. Hetgeen voor hem wel het breken van de zeemanscode betekent en hij zich daarom vol schuldgevoel tot Hekate richt. Helikons Muze heeft mij verteld dat zij zich aan de stuurman getoond heeft en hem geadviseerd heeft om, net als het advies dat zijn aanvoerder van Helenus had gekregen, eerst de Sibille van Cumae te raadplegen in plaats van nu al op weg naar Eryx te gaan. Daaraan gehoor gevend zet Palinurus eveneens zijn koers richting Cumae. En terwijl zijn geest onderworpen is aan de spelingen van zijn onderbewustzijn, passeert hij heimelijk Aeneas’ vloot aan de andere zijde van de rots van de Sirenen, die zijn aanvoerder op dat moment ook passeert.
06. SIRENEN
Sirenen: een soort vogeldemonen - half vogel, half vrouw. Tot en met de borsten een vrouwelijk hoofd en lichaam, daaronder vogellichaam. Afbeeldingen van de Sirenen bevatten reminiscenties aan de maan door hun ronde lichaamsbouw en door hun associatie met Endymion/Selene-achtige ensceneringen.
Edymion, een jonge jager of herder, was de geliefde van de godin van de maan, Selene, die gelijkgesteld wordt met Artemis/Diana. Hij sliep een eeuwige slaap en Selene kwam hem 's nachts ongezien opzoeken. Selene zou hem in slaap hebben gebracht om hem kuis te kunnen beminnen en om te voorkomen dat hij zijn schoonheid zou verliezen. Endymion echter hield zijn ogen heimelijk open en kon Selene zien. De eeuwige slaap van Endymion en het bezoek van Selene die uit de hemel neerdaalt of van haar wagen stijgt, kan ook als een symbool gezien worden van de dood als een bevrijding van het aardse bestaan.
De Sirenen probeerden door hun verleidelijk gezang voorbijvarende zeelieden de dood in te lokken. Zij zijn halfgodinnen van liefde en dood en dienaressen van Persephone, koningin van de Onderwereld, die hen de wereld had ingezonden. Maar zij stonden ook ten dienste van de stervelingen zelf, ‘doordat zij hen - of hun vurige verlangens - met gouden vleugels hemelwaarts droegen.’ (Kerényi)
Ook worden zij als doodsengelen, die met erotische bedoelingen treurliederen zongen, gezien en als roofvogels die erop loerden om de gevleugelde ziel van een overledene te vangen. Verder worden zij Muzen van de Onderwereld genoemd; hun gezang bracht de mensen hun verloren dromen in herinnering.
De Sirenen hadden zich in Palinurus’ tijd kort daarvoor al van kant gemaakt. Dat kwam door het feit dat zij zelfmoord dienden te plegen als het een sterveling zou lukken ongedeerd aan hen voorbij te varen en het Odysseus gelukt was hen te weerstaan. Verteld wordt ook dat de Sirenen verslagen werden in een wedstrijd met de Muzen, daardoor hun veren kwijtraakten en uiteindelijk zelfmoord pleegden. De buitgemaakte veren hadden de Muzen in hun kroon verwerkt.
Maar dood of niet: hun rots - ‘gevaarlijk eens, van veel gebeente wit, thans slechts een branding, bruisend reeds van ver’ (Vergilius) - was, zeker voor een vlot, een toch niet geheel ongevaarlijk obstakel gebleven, waar voorzichtig omheen gemanoeuvreerd diende te worden.
NIET ONBELANGRIJK DUS, deze associaties rond de Sirenen:
1. verloren dromen in herinnering / ‘zij die wegkwijnen’,
2. de dood in lokken / ‘zij die met een touw vastbinden’,
3. dragers van menselijke verlangens / erotische bedoelingen met de helden om wie zij treuren,
4. vangen van zielen van overledenen / symbool van het doodsgevaar dat de zeeman bedreigt en lokt.
Associaties die, nu de maannacht door haar keerpunt is gegaan, Palinurus in de golven is beland en het zachte gedruis van de kalme, maanschemerige zee en de slaapgeluiden van de bemanning in het verre gedruis en gebeuk van de branding en de golven tegen het rotseiland is overgegaan, aanknopingspunten bieden voor hoe het Palinurus verder is vergaan en voor de manier waarop hij aan zijn eind is gekomen.
07. ‘PLAATS DELICT: ROTS VAN DE SIRENEN’ - DRIE VERSIES
Drie rotseilanden in de Tyrrheense zee vlak onder de kust van Italië werden als de verblijfplaats van de Sirenen beschouwd:
- volgens sommigen, o.a. Homeros, een rotseiland nabij Capo Peloro in de noordoostelijke punt van Sicilië, bij de nauwe doorgang tussen Italië en Sicilië en niet ver van de zeemonsters Skylla en Charybdis;
- volgens anderen op of vlakbij Capri, in de Golf van Napels en dus het gebied dus waar Palinurus overboord is geraakt;
- volgens weer anderen ter hoogte van Paestum, dat wil zeggen vlak bij Capo Palinuro en Velia, waar Palinurus aan land zou zijn gekomen.
Deze locaties - niet de rotseilanden zelf - zie ik als ‘plaats delict’: de plekken die voor de dood van Palinurus in aanmerking komen. Daarbij gaat het dan om:
- de beboste zeekant bij Cumae, min of meer in de buurt van Capri, waar Aeneas en zijn metgezellen, maar ook Palinurus zelf aan land gaan;
- Velia bij Punta di Palinuro, iets voorbij Peastum, waarlangs Palinurus heen gedobberd is en dat hij in de onderwereld als schim zelf genoemd heeft;
- de steile rotskust (Skylla) in de punt van de voet van Italië tegenover Sicilië, waar Palinurus met een grote boog omheen moet zien te komen.
Er bestaat dus een keuzemogelijkheid uit drie voor de plek (a) waar, (b) voor de omstandigheden waaronder en (c) door wie Palinurus het loodje legt.
Dat zijn achtereenvolgens:
1. nabij Cumae - koortsachtig dromen en wegkwijnen / zoenoffer / Misenos;
2. nabij Velia - vastgebonden en de dood ingelokt / offerritueel / Hekalene;
3. nabij Peloro - verlangens en erotische bedoelingen / slachtoffer / Skylla.
Daarmee bestaat in principe ook een keuzemogelijkheid voor drie aparte versies van ons verhaal; uitgangspunt blijft wel dat Palinurus het plan had opgevat om naar Eryx (het huidige Erice) op de westkust van Sicilië terug te keren.
ad I. CUMAE
(DAGERAAD, DAG 1) De dageraad (Eos): een niet ongevaarlijk moment, omdat het daglicht (Hemera) als directe afstammeling van de oergodin nacht (Nyx) onverbrekelijk is verbonden met de duisternis van de cyclus van dag en nacht en met de eeuwige oerduisternis (Erebos). Nog altijd de schaduw van de onderwereld en de diepe afgrond Tartaros en de duisternis van grotten en spelonken. Daarom wellicht dat volgens Graves de dageraad aan de ene kant 'nachtelijke geliefden een hernieuwing van de erotische hartstocht' geeft en aan de andere kant 'het meest gebruikelijke tijdstip' is 'waarop mannen door koorts ten grave worden gesleurd.'
Een setting die als VERSIE 1, nabij Cumae, vroeg in de ochtend, als korte versie in aanmerking komt en die eindigt met dat Palinurus zich op het strand van Cumae verscholen houdt en door Misenus wordt ontdekt. Nu echter zó dat na de ontdekking van de stuurman door de trompetter in het tweegevecht op het strand van Cumea niet Misenus maar Palinurus het onderspit delft en Palinurus dus door Misenus wordt gedood, en pas daarna Misenus door Triton
ad II. VELIA
(TIJDENS ZONSONDERGANG, DAG 2) Hesperia - het uiterste westen waar de zon ondergaat, 'het westelijk land' aan het einde van de wereldzee Oceanus. Ook Italië wordt Hesperia genoemd, evenals niet-westelijke gebieden (westelijk Libië en Ethiopië) en in het noorden diverse van-horen-zeggen gebieden, gebieden waar een zekere dreiging van uitging. De Romeinen beschouwden Spanje als Hesperia.
Hesperia is ook het land van Hera's boomgaard en maagdenbron, die door de Hesperiden, de 'nimfen van het westen', bewaakt worden. In de Vergiliaanse traditie behoorden de appelen van Hera's wonderlijke appelboom aan Aphrodite toe. Maar de bewuste passage die daarbij wordt genoemd (Aeneis 4.480-503), en die in feite het ontluiken van Dido's plan voor een rituele zelfmoord beschrijft, ademt veel meer de sfeer van een Kirke-achtige Trivia-Hekate.
De Hesperiden zijn volgens Hesiodos parthenogenetische dochtersvan Nacht. Ook worden zij bij hem in een adem met de meer abstracte dochters Schande en Ellende genoemd, en met de Moiren, de schikgodinnen. Zij zijn bovendien zusters van de abstracte afstammelingen van Nacht: Doem, Zwarte Bestemming, Dood, Slaap en Dromen, en volgens de andere lijn die is genoemd ook van Hekate.
De drie Hesperiden zijn evenals de drie Schikgodinnen de drievoudige maangodin in haar doodsaspect. Volgens de Atheners was de orgiastische Aphrodite Ourania ('koningin van de bergen') weer de oudste van de drie schikgodinnen.
Hera laat de Hesperiden door Ladon in de gaten gehouden, een monster in de vorm van een slang, dat van oorsprong een zeemonster was; de ene keer heeft hij drie, dan weer honderd koppen. De naam van Ladon betekent overigens 'hij die omarmt' en hij is volgens Graves de 'slang die in ieder paradijs woont en zich om de appelboom kronkelt'. Hij wordt ook in de zojuist genoemde Dido-passage genoemd.
Hesiodos heeft het over 'de welklinkende Hesperiden'; ook op tal van andere plaatsen wordt gezegd dat zij schitterend zingen. Zij worden door hun heldere gezang met de Sirenen geassocieerd. De belangrijkste, als drietal, zijn: Hersper(i)a ('avond(lijke)'), Aigle ('verblindend licht') en Erytheia of Erytheis ('blozende','karmijnrode' of 'rood land'). Hun hoedanigheid loopt van stralende lieflijkheid tot gorgoneske sluwheid en grimmigheid - een afspiegeling van de dubbelzinnigheid bij de vrouwvogelige Sirenen en Harpijen.
Maar let op - Kerényi: ‘The Hesperides have a closer link with (...) the serpent-nymphs in the vineyard. One of these nymphs plays the double flute. And when our forbears heard the notes of a flute at dusk or by night, they knew such notes were often an enticement to secret rites and initiations: they knew, too, that the secrets of these ceremonies could sometimes be repulsive and terrifying.’ Van de Hesperiden - en Hesperia bijgevolg ook - moet je je dus geen al te idyllische voorstelling maken. Want het is net alsof je in het vergelegen noordelijke Hesperia bent beland, waar de Jongere Hekate (dwz. Iphigeneia, door Artemis van de offerdood gered) met mensenoffers die ze aan haar redster bracht, ervoor zorgde dat de mannelijke vreemdeling die in haar handen viel het niet na zou vertellen, ook als hij daar door schipbreuk of noodweer terecht was gekomen. Graves: 'Iphigeneia verafschuwde mensenoffers, maar vroom als ze was gehoorzaamde ze de godin'.
Een setting die als VERSIE 2, nabij Velia, tegen de avond, als middellange in aanmerking komt. Met hoe het Palinurus zou zijn vergaan als hij al langs dobberend op bepaalde verlokkingen was ingegaan en zijn overschot, restant van een weerzinwekkende lust- en offerdood, ten prooi aan de golven en de wind op het strand van Velia was achtergebleven.
ad III. SKYLLA
(TEGEN HET MIDDAGUUR, DAG 3). Uit de fabel ‘Hekate Trivia, Dagwacht - In unda’: Skylla is een afschuwelijk vrouwelijk monster. Alles is afstotend aan haar, behalve haar prachtige borsten en haar buik zoals die tot aan de schaamstreek loopt. Tot daar ziet ze er, afhankelijk van degene die haar bewondert, uit als een meisje, een maagd of een jonge vrouw. Deze aantrekkelijke lichaamsdelen waren een restant van de schoonheid die Skylla eens was geweest: de mooie dochter van Hekate-Krataiis bij hetzij Phorkys of bij Phorbas. Uit jaloezie over Glaukos' liefde voor haar (of door Amphitrite vanwege Poseidons liefde voor Skylla) was Skylla door Kirke in het monster veranderd, dat ze in de dagen van Palinurus was. Later is zij in een rots veranderd. Het was haar gewoonte om, wanneer ze daar de kans toe kreeg, zeelieden te grijpen, hun botten te kraken en dan langzaam te verzwelgen. Haar naam betekent niet voor niets 'zij die verscheurt’. Ze had de stem van een pasgeboren hond. Het geluid dat ze maakte leek dan ook op het zacht jammeren van pasgeboren honden, dat hetzelfde klonk als het zachte gejank van Artemis' witte doodshonden met rode oren als ze op jacht waren.
Het zal geen toeval zijn dat Skylla met haar zes hondekoppen en twaalf poten eigenlijk een verdubbeling van haar eigen, drievoudige, moeder is. Net zomin als dat haar buik, die van buiten weliswaar prachtig is, eigenlijk die van een wolvin is, en dat haar poten de vorm van dolfijnenstaarten hebben. Skylla’s moeder Hekate-Krataiis heeft vele liefdesaffaires met zeegoden gehad, zowel hogere als lagere. Als meesteres van de onderwereld werd zij vaak als een vrouwelijke weerwolf afgeschilderd en als ze daar met haar fakkels en met een zwerm geesten om haar heen rondging klonk er voortdurend het gejank van honden. Dit konden haar zwarte spookhonden zijn of honden die aan haar geofferd werden. (Deze band met de onderwereld zien we ook bij Skylla. Als Palinurus’ aanvoerder de ingang van de onderwereld passeert, bevinden zich onder de monsters die hij daar aantreft ook Scyllae biformes.)
Alles wees er in de fabel op dat Skylla Palinurus heeft verzwolgen, maar hoe heeft zij dit kunnen doen? De stuurman was vanuit zijn beroepservaring altijd op zijn hoede, terwijl Skylla niet de macht bezat om de spelonk, waaraan zij gebonden was, te verlaten.
En uit ‘Voormiddagwacht - Thanatos’:Het kan zijn dat Palinurus bij toeval naar Skylla gedreven is en dat hij en passent in de betekenis van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, hetzij door toedoen van Poseidon en zijn gevolg, hetzij door eigen stommiteit, in de handen van Skylla is gevallen. Maar dit is in tegenspraak met het principe dat mythen ten aanzien van het lot geen onvoorzien toeval kennen; ook dat wat toevallig lijkt moet vanuit een of andere beschikking, hetzij van de Moiren (die soms moeilijk van de Erinyen en de Chariten te onderscheiden zijn), hetzij van Nemesis een toegemeten bekrachtiging hebben.
Of is het is zo dat Skylla hem in de schoot geworpen kreeg omdat hij toen hij bij haar in de buurt gekomen was - alle gruwelverhalen die over haar de ronde deden ten spijt - uit overmoed, door verleiding of uit nonchalante nieuwsgierigheid toch te dicht in haar nabijheid en binnen haar bereik is gekomen? Aan Charybdis ligt het niet. Die ligt nog te ver weg om zich te doen gelden als Palinurus vanuit de zeebocht aan komt sturen.
WAAROM ZOU HET NIET ZO ZIJN GEGAAN: dat een plaatselijke zeedamp hem die middag het zicht ontnam? Of, zoals het in de fabel verdergaat (Voormiddagwacht - Thanatos, ‘En Passent’ (Moiren):
dat zijn geest omneveld werd omdat Skylla hem met haar onschuldig-zachte jankgeluid ijl in 't hoofd begon te maken? Waardoor Palinurus, de koers kwijtgeraakt en eenmaal in haar invloedssfeer geraakt, niet meer aan haar kon ontsnappen of daaraan zelfs in 't geheel niet meer wilde denken. Stomgeslagen door de verpletterende schoonheid waarmee zij aan hem verschijnt heeft hij geen oog voor haar monsterlijke schoot en onderlijf. Skylla's grot wordt voor hem één betoverende zeeboezem, en de dubbele drievoudige aanblik van Skylla - twee maal drie hoofden, een beetje lange halzen, dat wel op een verdubbeling van zijn idolen is gaan lijken. Misschien vertoonde ze in haar zes gezichten gelijkenis met de volmaakte gelaatstrekken van de godinnen die hij op de bronzen deuren van Carthago had gezien, maar was hij er zich niet van bewust dat vlees en brons inmiddels in zijn herinnering met elkaar waren versmolten. Het is net alsof Palinurus, maar nu op klaarlichte dag, weer in de maanschemering van drie nachten daarvoor teruggevallen is. Opnieuw daalt Phorbas als een deus ex machina van de hoge hemel neer; niet van 'des hemels sterrentrans' maar nu vanuit een hemel waarin de zon net over haar hoogtepunt geklommen is. Het is moeilijk te zien waar hij zich dit keer op richt, omdat ook Charybdis zich met veel golfgeklots begint te roeren. Is het de steven weer (nu slechts een vlot)? Of is het de grot die zich in de zeekant bevindt? Die tot in de diepe onderzeese kloof die zich daar bevindt doorloopt, misschien wel even diep als de hemel hoog is...
en ook - het vervolg in de fabel parafraserend:
Het is op zich niet zo vreemd dat Phorbas opnieuw verschijnt; hij was immers, zoals we eerder hebben gezien, de vader van Skylla bij Hekate. Hesiodos echter zegt dat Skylla de dochter van Phoibos en Hekate is. Dit houdt in dat er, net als eerder rond Palinurus, ook ten opzichte van Skylla sprake is van een rivaliteit tussen Apollo (die ook wel Hekatus heet) en Phorbas (zowel minnaar van Hekatus als Hekate). Wie is dan in de driehoek Hekatus-Hekate-Phorbas nu rivaal en/of minnaar van wie? Welke rol speelt Hekate? En is het nu niet alleen Skylla meer die daar het middelpunt van is, maar - wederom een palinouromachie - Palinurus, die op het punt staat door Skylla verzwolgen te worden? En wat te doen wanneer ook Aphrodite als schikgodin zich er mee gaat bemoeien?
Een setting die als VERSIE 3, die nabij Peloro, midden op de dag, als meest volledige versie in aanmerking komt.
.
08. DRIE VERSIES
Drie achtereenvolgende versies dus, waarin Palinurus of bij Cumae, of, verderop, bij Velia, of, nog meer verderop, bij Skylla het leven laat, waarbij de voorafgaande versie zonder een fatale afloop voor Palinurus meegenomen wordt.
|