> GEOGRAFISCHE TRITSEN

> NARRATIEVE TRITSEN

> KOSMOGENETISCHE TRITS

> VIDEOLANDSCHAPPEN

> LOCATIEBEELDEN

< menu

 

 

 

 

 


ALS DE DEUR ZICH OPENT

 

 

LOCATIETAFERELEN VAN HET SCÈNEBEELD

 

HET SCÈNEBEELD komt per tafereel steeds uit drie categorieën van locatietaferelen te bestaan; met locatietafereel wordt bedoeld: de plaats binnen het tafereel waar de handeling zich afspeelt. Deze driedeling omvat: letterlijke locatietaferelen, dat wil zeggen locaties met veelal een historische of geografische verwijzing binnen het verhaal, beeldende locatietaferelen, dat wil zeggen locaties puur om het plastische beeld van de locatie zelf en het visuele effect ervan en zinnebeeldige locatietaferelen, dat wil zeggen locaties met een symbolische, allegorische of mythologische betekenis. Deze drie categorieën vormen steeds één totaalbeeld op drie niveaus voor de duur van het tafereel. Elke akte /beeld komt, zoals we eerder hebben gezien en ook hierna nog zullen zien, uit drie taferelen te bestaan; in totaal komen er drie aktes. Met het tweedelige voorspel (prelude en proloog) en het tweedelige naspel (epiloog en finale) gaat het in totaal om vier plus negen tripartiete scènebeelden.

De drie categorieën zijn gekoppeld aan de drie ‘lagen’ in het verhaal: het ‘werkelijke’ verhaal, de fabulerende doorwerking ervan en de achtergedachte, die net als bij het verhaal dooreen lopen. Verder is er een kosmologische driedeling: bovennatuur, natuur en onderwereld. Ook deze taferelen lopen in het scènebeeld op gezette tijden dooreen.

Bij de dertien scènebeelden is, net als bij het koor, over het algemeen dus sprake van een indeling in drieën. Dit vertaalt zich in een drievoudige ruimtelijkheid en tripartiete, overigens niet sterk begrensde indeling van het scènebeeld of tafereel. De driedeling doet zich zowel in de hoogte als in de diepte voor - en wel  als voor/onderplan, midden- en achter/bovenplan. Niet alleen qua ruimte maar ook qua tijd biedt deze indeling van het scènebeeld ruimte voor een scala van scenografische middelen en disciplines, waarvan tegelijkertijd en door elkaar gebruik gemaakt kan worden.

Een inventarisatie van de taferelen van de fabels levert 14 (20) tritsen van locatietaferelen op: 5 (9) geografische tritsen, 8 (10) narratieve tritsen en 1 kosmogenetische trits. Verdubbeling en verdriedubbeling van een aantal tritsen hebben te maken met bepaalde fabuleringen en met de achtergedachte van het verhaal; deze verdubbelingen zijn reden voor de getallen tussen haakjes in de zojuist genoemde opsomming van aantallen.

Een voorbeeld ter verduidelijking. De gloed van het offervuur van Aeneas en van de lijkverbranding van Misenus bij Cumae zijn in de eerste plaats een verdubbeling van de vuurgloed van het brandende Troje en van Dido’s brandstapel als de Trojanen uit Carthago wegvaren. Maar ook van de schepen die door de Trojaanse vrouwen op het strand van Eryx in brand gestoken zijn; en een verwijzing naar de lijkverzorging die Hesiodos, na in zee geworpen te zijn, uiteindelijk toch gekregen heeft en ook die welke de Sibille Palinurus in het vooruitzicht heeft gesteld

De hiernavolgende inventarisatie van scènebeelden geldt voor de volledige, Pelorische versie, waarbij Palinurus door Skylla gedood wordt. Voor de middellange, Veliaanse versie en voor de verkorte, Cumaense versie komen bepaalde taferelen te vervallen of in een ander verband te staan.

Verder is er een refererend overzicht van locaties tussen Cuma en Erice, via Scilla die in mijn video-installaties Palinuro, Miseno, Nox Umida en Lezingen van het Blauwe Uur zijn getoond en door mij videolandschappen genoemd worden. Deze landschappen hebben zowel een letterlijke, geografische, als een beeldende en een zinnebeeldige betekenis.

 

Opmerking: Latijnse namen worden in het hierna volgende gehelleniseerd gespeld.

 

 

> home - > geografisch - > narratief - > kosmogenetisch - > videolandschappelijk - > afbeeldingen - > menu