Het Palinourosverhaal - eigen versie
Connolly’s visie op de verdwijning van Palinouros (*2) is van grote invloed op mijn interpretatie van het Palinourosverhaal geweest.(*3)Dat de stuurman zich bewust aan de missie van zijn aanvoerder heeft onttrokken is voor mij het belangrijkste uitgangspunt, maar ik heb de andere mogelijkheden die door deze auteur zijn genoemd niet buiten beschouwing willen laten. Integendeel. Ik denk inmiddels dat verklaringen als ongeluk, zelfmoord, desertie, goddelijke interventie, goddelijke wraak, zoenoffer enz. elkaar niet hoeven uit te sluiten en dat in een samenloop van die verklaringen een antwoord te vinden is op vragen die Connolly onbeantwoord heeft gelaten.
Mijn versie van het verhaal gaat er vanuit dat alle genoemde oorzaken er de hand in hebben gehad, dat Palinouros, drie dagen na het bereiken van het vasteland van Hesperia (Italië) bij Kumai (Cumae), nabij het zuidelijkste punt van Hesperia is omgekomen. Het 'ongeluk' dat hem overkwam was niet alleen het gevolg van een interventie van bovenaf, maar ook van een ontwikkelingsgang bij Palinouros zelf. In mijn verhaal begint die ontwikkeling bij een belofte die hij in Eryx (Erice) op Trinakria (Sicilië) doet, maar in feite was dit innerlijk proces al eerder begonnen, na het heimelijke vertrek uit Karchedon (Carthago). Goddelijke interventie, desertie, zoenoffer (dat aanvankelijk wordt verijdeld), goddelijke wraak - alles komt aan bod. Uiteindelijk heeft de manier waarop Palinouros aan zijn einde komt het karakter van een zelfoffering (géén zelfópoffering) en voltrekt zich toch nog het zoenoffer.
(1) Van Eryx naar Kumai
(A) Mijn Palinourosverhaal begint op de dag dat de stuurman ’s morgens vroeg wacht houdt op het strand van Eryx, waarheen enige tijd daarvoor Aineias en de groep Trojanen, op weg van Karchedon (Carthago) naar Kumai (Cumae), tijdens een hevige storm op Palinouros’ advies waren uitgeweken. Eryx is een berg en een stad in het uiterste noordwesten van Trinakria (Sicilië), genoemd naar een zoon van Poseidon en Aphrodite (en dus een halfbroer van Aineias), die daar ooit in een tweegevecht met Herakles was gedood. In Eryx hadden de Trojanen al eerder op hun zwerftocht een hartelijke ontvangst gehad van de aldaar woonachtige Akestes - een vriend van Aineias’ vader, die tijdens dat eerdere bezoek gestorven was en bij Eryx was begraven.
Er liggen versmeulde scheepswrakken op het strand - resten van de scheepsbrand die kortgeleden de opstandige vrouwen van de Trojanen, opgehitst door Hera, hadden aangestoken. Hera, die al eerder met een storm de Trojanen richting Karchedon had verjaagd, is ongetwijfeld ook de veroorzaakster van de storm geweest waardoor de Trojanen een wijkplaats naar Eryx hadden moeten zoeken. Zij, godin van het huwelijk en hoedster van de huwelijkstrouw - en alleen al om die reden in een voortdurende staat van onmin met de wispelturige, overspelige en ook anderen tot overspel aanzettende Aphrodite verkerend - is er nog steeds op uit om de Trojanen dwars te zitten en schipbreuk te laten lijden. Hera’s haat tegen dit volk en hun leider Aineias had als oorzaak de speciale band van de Trojanen met Aphrodite en de vernederingen die zij in de gebeurtenissen rond Troje van de kant van haar rivale had moeten slikken. Eerst was er de wedstrijd rond het oordeel van de Trojaan Paris, dat niet door haar (of Athena) gewonnen werd, maar door Aphrodite. Met als prijs de ontvoering van Helena van Sparta naar Troje en Helena’s ontrouw daar - aanleiding tot de Trojaanse oorlog en Hera’s partij kiezen voor de Grieken. Dan het geval dat juist Aphrodite’s zoon Aineias bij de val van Troje aan de ondergang en de collectieve straf is ontsnapt en er met een groep Trojanen op uit is gestuurd om in Hesperia (Italië) een nieuw Troje te stichten. En, het meest recente gebeuren dat haar wrok opnieuw aangewakkerd heeft: dat Aineias, die een poos met Dido van Karchedon als man en vrouw had geleefd, zijn verplichtingen tegenover Dido heeft verzaakt en niet de aan hem opgedragen taak die Hera verafschuwt. Te meer ook omdat het Libië van Dido Hera's lievelingsplek op aarde was, het ‘huwelijk’ tussen Aeneas en Dido door haar was gearrangeerd en zij zijn verraad aan Dido dan ook als een verraad aan haarzelf voelde.
Aan de zeekant van het strand ligt de rest van de vloot, waar nodig gerepareerd, klaar om die dag te vertrekken. Palinouros verkeert in gezelschap van Helena - niet Helena die door Paris naar Troje was gebracht, maar daar de dochter van - die zich tot de stuurman aangetrokken voelt, omdat hij het tijdens de jarenlange zwerftocht steeds voor haar opgenomen heeft wanneer zij door de Trojanen werd vernederd. Deze Helena de Jongere - een personage dat Helikons Muze voor mij heeft bedacht - is destijds in opdracht van Aineias door Misenos, die later als zijn trompetter en legeraanvoerder zal worden aangesteld, uit het brandende Troje ontvoerd en tegen haar wil als buit en trofee meegenomen. Aineias had uit wraaklust het liefst haar moeder meegevoerd, maar had het vanwege de bescherming die Helena van Sparta en Troje van de kant van zijn moeder geniet, bij de dochter gehouden. De jonge Helena beklaagt zich erover dat Aineias Akestes gevraagd heeft haar als hiërodule, dat wil zeggen als priesteres van Aphrodite en tempelhoer, aan te stellen als de tempel die op bevel van Aineias door de achterblijvende Trojanen voor zijn moeder op de akropolis van Eryx gebouwd zal worden, klaar is. Om de opstand van de vrouwen te sussen had Aineias de Trojanen voor de keus gesteld of om verder met hem naar Hesperia te gaan of in Eryx achter te blijven en daar onder leiding van Akestes het nieuwe Troje te stichten. De jonge Helena smeekt Palinouros om bij zijn aanvoerder te bepleiten dat zij mee mag met de groep die de tocht naar het vasteland van Hesperia gaat voortzetten en niet gedwongen zal worden om in Eryx achter te blijven. Palinouros belooft haar dat te doen en dat wanneer zijn bemiddeling mislukt, hij na het bereiken van het vasteland - en zijn taak als stuurman er op zit - naar haar zal terugkeren.
Terwijl Aineias bij de vloot die klaarligt nog offers aan de windgod Aeolos brengt, halen Palinouros en Helena de Jongere herinneringen aan de ondergang van Troje op, aan hun vermoedelijk gedode verwanten en aan de moeder van de jonge Helena. Wat zal er nadat haar Spartaanse echtgenoot haar gevonden heeft van Helena zijn geworden? Palinouros probeert Helena de Jongere gerust te stellen. De jonge Helena trekt zich terug als Aineias op de stuurman af komt om met hem over de afvaart te overleggen. Niet alleen de voortzetting van de reis komt ter sprake; zijn aanvoerder wil ook weten waarom Palinouros niet aan de spelen die gehouden zijn ter nagedachtenis aan Aineias’ vader heeft meegedaan, maar de stuurman ontwijkt Aeneas’ vragen. Wel bepleit hij nog wat hij Helena had beloofd te zullen doen, maar zijn aanvoerder, geïrriteerd door Palinouros’ ontwijkend gedrag van daarvoor, weigert daarop in te gaan.
Palinouros en Helena nemen van elkaar afscheid wanneer onder trompetgeschal van Misenos alle metgezellen, verzameld bij de schepen, aan boord gaan en de ankers gelicht worden. Wanneer hij vlak voordat de vloot uitvaart aan boord gaat, belooft Palinouros Helena dat hij naar haar zal terugkeren.
Aphrodite daalt van de bergtop af waarop de achtergebleven Trojanen een tempel voor haar gaan bouwen. Zij heeft de afvaart van haar zoon van daar af gadegeslagen. Ook al is de zee kalm, zij is er niet gerust op dat het nu wel goed met haar zoon en zijn volgelingen zal gaan en wil daarover met Poseidon spreken. Op het strand gaat zij op de ontredderde Helena af. Tijdens het aanroepen van Poseidon probeert de liefdesgodin haar - en zichzelf - gerust te stellen. Zij stuurt Helena heen als de stoet van de zeegod aan de horizon verschijnt. Wanneer de zeegod aan land is gekomen smeekt Aphrodite hem om voor een veilige overtocht van haar zoon van Trinakria naar Hesperia te zorgen en hem tegen Hera’s woede te beschermen. Poseidon, zijn blik gericht op waar de jonge Helena het strand aan het verlaten is, stemt toe - in ruil voor één mensenleven, dat wel. De zeegod keert terug naar zijn stoet, scheert daarmee over de zee en brengt de toch al kalme zee nog verder tot bedaren.
(B) Palinouros stuurt het voorste schip wanneer de vloot tegen middernacht de golf nadert die tussen het eiland waar ooit de Sirenen hebben gehuisd en de kaap die niet lang daarna naar de trompetter en legeraanvoerder van Aineias zal worden vernoemd, met achter die kaap het strand en de akropolis van Kumai, hun einddoel. De stuurman houdt de wacht, hoog op het achterdek van Aineias’ vlaggenschip, verzonken in wat Vergilius zijn ‘droeve droom’ heeft genoemd, terwijl de bemanning ligt te slapen. Aineias komt met Misenos nog bij Palinouros langs, voordat ook zij zich te ruste gaan leggen. Zij nemen het traject dat die nacht nog afgelegd moet worden door en de landing die de volgende dag zal plaatsvinden. Wanneer Aineias en Misenos de achterplecht verlaten hebben, valt Palinouros terug in zijn ‘droeve droom’(*4), maar het opdoemen van de rots van de Sirenen brengt Palinouros terug naar de werkelijkheid. Hij beseft dat het tijd wordt om beslissingen te nemen om zijn woord aan Helena de Jongere gestand te doen en roept zijn schutsgodin Hekate aan om zijn gedachten in goede banen te leiden. De godin verschijnt hem als maangodin en bezweert hem de Sibylla van Kumai te raadplegen wanneer zij de volgende dag aan land zijn gegaan, maar nu al wel voorbereidingswerkzaamheden voor een eigen vaartuig te verrichten. Palinouros snijdt daarop een aantal touwen los die achtersteven en scheepsromp met elkaar verbinden.(*5)
Dan gebeurt wat in de wondermooie passage van Vergilius aan het einde van boek V wordt verteld: de slaapgod, die als Phorbas vermomd, vanuit de hoogte verschijnt en probeert de stuurman te verleiden het stuur uit handen te geven. Of gebeurt dit onder invloed van de asgrauwe gestalte van de nieuwe maan en de afschrikwekkende én bekoorlijke betovering van de maanschemering van die nacht in de geest van Palinouros? Hoe het ook zij, het lijkt er meer op dat het Phorbas en de slaapgod samen zijn die proberen Palinouros te verleiden; de slaapgod door Hera op de stuurman afgestuurd en Phorbas als afgezant van zijn maat én rivaal Hekatos. (Hekatos is de naam en verschijningsvorm van Apollo in deze streek, zijn burcht en tempel bevinden zich in de aan Hekate gewijde bossen bij Kumai, naast de grot van de Sibylla. En Phorbas, nu dus minnaar van Hekatos, is ooit nog een minnaar van Hekate geweest en als gevolg daarvan de vader van Skylla.) De verleidingspoging van de slaapgod en Phorbas waartegen de stuurman zich verzet slaat om in een palinouromachie, dat wil zeggen een godenstrijd rond de persoon van Palinouros. Dit gevecht vindt kort na middernacht plaats, juist toen ‘de vochtige maan het hoogste punt was gepasseerd’, de stuurman na het visioen met de maangodin zijn dromen van zich had afgeschud en in actie wilde komen. Deze strijd, goddelijke interventie én goddelijke wraak tegelijk, slaat om in een ongeluk: Palinouros, door de slaapgod bedwelmd met water uit de Lethe en de Styx, tuimelt van de achtersteven in zee, speelbal van de twee rivaliserende goden die - als er dan toch een zoenoffer moet zijn - dat ieder voor eigen gewin willen voltrekken. Phorbas, even erotomanisch als zijn opdrachtgever, gaat nu uit eigenbelang te keer; de slaapgod wordt door Hera aangevuurd, die nog het nodige met de Aphrodite en haar Trojanen te vereffenen heeft en daarvoor nu Aineias’ stuurman wil gebruiken. Hekate komt als de ‘krachtige’ die macht over de aarde en de zee en de sterrenhemel heeft tussenbeide om Palinouros in bescherming te nemen. Het geweld waarmee dit alles gepaard gaat veroorzaakt beschadigingen aan het schip en is er mede oorzaak van dat Palinouros - die zich aan zijn roer heeft vastgeklemd - bij zijn val in zee het roer en een deel van de eerder door hem verzwakte achtersteven met zich meesleurt. Tot groot genoegen van Hera die, nu het moment nadert dat de zoon van haar rivale zijn einddoel bereikt, weer hoop krijgt dat Aineias zonder zijn stuurman en met een beschadigd schip alsnog scheepbreuk zal lijden.
(C) Palinouros ligt in zee. Wanneer hij weer boven water komt zijn zijn belagers, door Hekate verjaagd, gevlogen. Achtersteven en helmstok drijven naast hem in zee. Niemand heeft zijn hulpgeroep toen hij in zee tuimelde gehoord en ook op de schepen die volgen is het ongewone gebeuren onopgemerkt gebleven.
De stuurman grijpt de helmstok en hijst zich op de afgebroken steven, die stuurloos ronddrijft. Hij heeft nu de beschikking over een gammel maar wel bestuurbaar vlot waarmee hij naar Trinakria kan terugkeren. Hij peddelt ijlings van de vloot weg; het ongeluk wordt nu een daad van sabotage en desertie. Hij laat zijn aanvoerder, die voor hem al langer van zijn troon gevallen was, nog voor de landing in de steek, hem achterlatend op een schip dat nauwelijks meer bestuurd kan worden. Dobberend op het water, varend langs de rots waar eens de Sirenen hebben gehuisd, roept hij opnieuw, zoals eerder die nacht, Hekate aan - nu om haar te smeken hem het breken van de zeemanscode te vergeven. Hera en Hekate horen hem aan. Zij twisten over het zoenoffer waarin Aphrodite impliciet had toegestemd en dat Hera een wending die haar het beste uitkwam had willen geven.
Palinouros zet koers naar het vasteland dat achter de kaap aan de horizon ligt. Hij volgt daarmee Hekate’s advies op, om voor naar Eryx terug te gaan, de Sibylla van Kumai, priesteres van Hekatos en Hekate, over zijn voornemens te spreken. Terwijl hij de rots van de Sirenen achter zich laat, valt hij opnieuw terug in zijn angstvisioenen en dromen.
(2) Kumai
(A) Palinouros bereikt de kust wanneer het nog net geen ochtend is geworden. Hij verbergt zijn vlot op een uithoek van het strand en valt uitgeput in slaap. De plek waar hij zich bevindt ligt in een gebied dat de drievoudige Hekate dat wil zeggen Selene, Artemis en Persephone toebehoort. Hij wordt door Selene, die iets met slapende mannen heeft, benaderd. Zijn slaap is diep, maar Palinouros, beroepsmatig altijd waakzaam, houdt haar ook in zijn slaap instinctief in de gaten.
Hij wordt wreed door het geschal van een trompet gewekt. Blijkbaar was zijn slaap toch wel erg diep: de dageraad gloort en Selene is verdwenen. Palinouros ziet in het vroege ochtendlicht Misenos aan de rand van de branding staan; de trompetter heeft inmiddels Palinouros in het oog gekregen. Verderop zijn Aineias en zijn manschappen bezig met het ontschepen. Misenos, altijd al een dienstklopper, wil Palinouros oppakken en naar Aineias brengen wanneer blijkt dat de stuurman er geen prijs op stelt om zich weer bij de manschappen te voegen. Er ontstaat een twistgesprek tussen beide mannen dat overgaat in een tweegevecht, waarbij beiden in de branding belanden. Als Palinouros het onderspit dreigt te delven, schiet Triton, door Poseidon op de vechtenden afgestuurd, hem te hulp. Voor het voltrekken van het zoenoffer - dat immers nog niet gebracht was - lijkt nu een keuzemogelijkheid te ontstaan: die tussen Palinouros of Misenos. Poseidon is er vergenoegd mee dat de bekwame zeeman die geofferd leek te worden, aan de dood is ontsnapt en dat er nu een plaatsvervanger voorhanden is om de rol van zondebok over te nemen. Triton voelt zich op zijn beurt door Misenos geprovoceerd omdat die zijn trompet over de zee had laten klinken; hij wil de overmoedige provocateur een lesje leren. Wraakactie of plaatsvervangend zoenoffer - hoe het ook zij: de trompetter gaat er aan en wordt tussen de rotsen in zee versmoord, de stuurman kan gespaard blijven. Een pleister op de wonde voor Hera die, onder het oog van Poseidon, Triton nog eens extra had aangespoord en tevreden op het verdrinken van Aineias legeraanvoerder toekijkt. Nu Aineias is aangeland was het aandeel in de expeditie van de trompetter belangrijker geworden dan dat van de stuurman. Van haar kant is Aphrodite, inmiddels gebeten op de overbodig geworden stuurman die haar zoon ook nog in de steek gelaten heeft, minder blij met de wending die het zoenoffer met de dood van Misenos heeft genomen, vanwege de strategisch belangrijke positie die Aineias hem had verleend en nu onbemand is.
(B.1) Palinouros vlucht weg van het strand; hij beseft dat hij zich beter moet verbergen. Pas na het vallen van de avond kan hij de zeewaardigheid en bestuurbaarheid van zijn vlot verbeteren en de volgende dag vroeg in de ochtend zijn aftocht voortzetten. Hij gaat eerst naar de Sibylla op weg, maar het lukt hem niet de priesteres van Hekatos en Hekate direct te spreken. Hij ziet zich genoodzaakt zich in een van de honderd holen rond de grot van de Sibylla te verbergen omdat Aineias direct na de landing met een paar gezellen naar haar op zoek is gegaan en de grot eerder heeft weten te bereiken. Op het moment dat Palinouros de plek bereikt staat Aineias de versierde deuren van de gouden Apollotempel, die naast de grot ligt, te bestuderen. Palinouros is getuige van het gesprek tussen de Sibylla en zijn voormalige aanvoerder en hoort haar galmende orakelwoorden, die vanuit de honderd holen loeien. Ook de rest van die dag zal hij een verre toeschouwer van de verdere activiteiten van de Trojanen zijn: de begrafenis van Misenos en het vinden van de gouden tak die Aineias nodig heeft om in de onderwereld af te kunnen dalen en er weer levend uit terug te keren.
(B.2) Verderop in de ochtend. Het lukt Palinouros eindelijk de Sibylla op de drempel van haar grot aan te spreken. Zij voorspelt hem dat hij Eryx bereiken zal en onder welke omstandigheden dat zal gebeuren. Juist als zij, op bladeren schrijvend, bezig is hem raad voor onderweg mee te geven, voor bepaalde gevaren te waarschuwen en bepaalde offers die hij moet brengen aanbeveelt, komt Aineias met zijn gouden tak aangesneld. Palinouros weet op het nippertje aan een confrontatie met zijn gewezen aanvoerder te ontkomen. Vanwege de haast die geboden is, verzuimt hij de grot met de nodige behoedzaamheid te verlaten. Palinouros merkt niet dat waar Aineias en zijn metgezellen ooit voor gewaarschuwd waren nu bij hem gebeurt: de bladeren waarop de Sibylla haar voorspellingen en spreuken geschreven heeft waaien door een tochtvlaag op waardoor zij door elkaar raken. Dit betekent voor de stuurman dat, omdat de Sibylla gewoonlijk niet de moeite neemt om ze opnieuw te ordenen, de voorspellingen die gedaan zijn niet langer geldig zijn en dat het vervolg, zonder dat hij dat beseft, anders zal verlopen.
(C) Palinouros is teruggegaan naar het strand, naar de plek waar hij zijn vlot verborgen heeft en slaat vanaf een afstand de rituelen rond de begrafenis van Misenos gade. Als de avond valt, de grafterp klaar is, de vuren nog slechts smeulen en het strand door de Trojanen verlaten is - Aineias bij de Sibylla voor zijn bezoek aan de onderwereld en de manschappen terug in hun kamp bij de schepen - begint Palinouros aan het oplappen van zijn vaartuig. Eenmaal klaar lukt het hem niet om te slapen. Hij ziet en hoort vanaf het strand alleen de gloed van en het rumoer rond de offervuren als voorbereiding op Aineias’ afdaling naar de onderwereld. De stuurman gaat op zoek naar een grot om offers te kunnen brengen zonder dat zijn voormalige metgezellen dat kunnen zien en hij zijn aanwezigheid zou verraden. Hekatos, de phoibolepticus die van geen ophouden weet, verspert hem samen met Phorbas de weg en probeert Palinouros over te halen zich bij hen te voegen. Palinouros weigert en duikt weg. Als het tweetal te opdringerig wordt, verspert Hekate in haar gestalte van Artemis hun op haar beurt de weg en laat zij drie van haar nymfen de stuurman naar een rotshol begeleiden, waar hij zijn offers kan brengen.
Palinouros is een verre getuige van alle opschudding rond de gebeurtenissen rond Aineias' afdaling naar de onderwereld. De vele offers, het naderen van de ‘godin’ - Hekate in haar hoedanigheid van Persephoneia - bij de ingang van de onderwereld, het loeien van de aarde en het schudden van de bergen en de bossen. En het gehuil van honden, daar waar de bossen het donkerste zijn, enkele ogenblikken later gevolgd door het sissen, jammeren, krijsen, brullen enzovoort van de monsters bij het poortgebouw in de voorhof van de onderwereld, waarheen Aineias zich inmiddels samen met de Sibylla als priesteres van Hekate-Persephoneia heeft begeven.
Kort voor het ochtendgloren laat de stuurman zijn vlot te water. Palinouros vaart weg. Hij ziet de vuurgloed van de smeulende offervuren bij de ingang van de onderwereld en Misenos' uitgedoofde brandstapel en grafterp. De gloed lijkt op de onheilspellende vuurgloed die zij zagen toen de Trojanen heimelijk van Dido's Karchedon wegvoeren. Ook het brandende Troje en de brandende schepen bij Eryx komen Palinouros weer voor de geest, terwijl herinneringen aan Dido, de beide Helena’s en de makkers die hij nu achterlaat hem door het hoofd gaan, en het daglicht doorbreekt.
(3) Van Kumai terug naar Trinakria
Tot zover kon voor mijn verhaal voor een groot deel uit dat van Vergilius worden geput, ook al zijn vanuit de eigen interpretatie bepaalde elementen van Vergilius in een ander daglicht gesteld en zijn er elementen aan toegevoegd die aan andere bronnen zijn ontleend of uit eigen aannames zijn voortgekomen. Wat nu volgt heeft nog maar op een paar punten met het verhaal van Vergilius van doen. De bizarre ontmoeting van Aineias met de schim van Palinouros in de onderwereld en de voorspelling die de Sibylla dan ten opzichte van de stuurman doet zitten deels in het verhaal en deels in de epiloog verwerkt. Verder heb ik voor de fantasieën rond de Italische amazone Camilla en de aanblik van Skylla passages uit Vergilius’ hoofdwerk gebruikt, maar het verhaal dat hierna volgt is voor een deel aan andere bronnen of influisteringen van Helikons Wilde Muzen ontleend en als geheel een eigen veronderstelling. Vandaar dat het verhaal af en toe met een toelichting of een uitleg onderbroken wordt.
Palinouros kon Trinakria alleen maar bereiken door de zuidelijke kustlijn richting de zee-engte tussen het vasteland van Hesperia en Trinakria te volgen en op gepaste afstand van die zeestraat aan de oversteek te beginnen. Een eerdere oversteek, over volle zee, zat er met het primitieve vaartuig waarover hij de beschikking had niet in. Contact met de bewoners van Hesperia maken om bijvoorbeeld ergens aan te monsteren was hem door de Sibylla afgeraden. Een goede raad, gezien de fatale afloop in Vergilius' relaas - ook al nemen we niet alles voor waar van wat daarin over Palinouros' einde verteld wordt. Ook Aineias was ooit gewaarschuwd geen contact te zoeken met de bewoners van Hesperia’s zuidkusten omdat die door vijandig gezinde Grieken bewoond werden. Nu de bladeren met de voorspellingen over de gevaren die Palinouros onderweg zou kunnen tegenkomen, in de grot van de Sibylla door elkaar zijn geraakt, is het de vraag of het nog in zijn vermogen ligt Trinakria te halen. In feite is hij vogelvrij verklaard nu de spreuken van de Sibylla op die bladeren een warboel zijn geworden.
De voorspellingen met gevaren richtten zich, naast die over volle zee, specifiek op twee plaatsen. Plaatsen die - en dat zal geen toeval zijn - tevens vlak in de buurt van vermeende locaties van de Sirenen lagen. Eerst is er de rots ter hoogte van de stad die door de Romeinen en ook nu nog Paestum wordt genoemd, maar destijds Poseidonia heette. Een zeehaven van Poseidon in de Tyrrheense Zee, niet zo ver gelegen van Velia, de plek waar Vergilius Palinouros laat omkomen en waar een rots naar de stuurman vernoemd zal worden.
Dan is er de rots vlak voor de zeestraat tussen het meest zuidelijke deel van het vasteland van Hesperia en Trinakria, waar de ‘verscheurster’ Skylla en de ‘zuigster’ Kharybdis huishouden en waar Poseidon regelmatig met zijn gevolg doorheen trekt. Palinouros had voorheen, nog voor hun verblijf bij Dido in Karchedon en bij Akestes in Eryx, al staaltjes van de zeemonsters moeten weerstaan, maar toen vanaf de Ionische kant en op grotere afstand.
(Een andere vermeende locatie van de Sirenen was het eiland waar Palinouros op weg naar Kumai na zijn val in zee langsheen gekomen is, maar niet langer door de Sirenen bewoond werd.)
(A) Weer wordt het avond. Palinouros heeft er een hele dag van dobberend varen langs Hesperia’s kust opzitten. Tijd om aan land te gaan voor een schuilplaats voor de nacht. Rook die hier en daar boven de bomen uit kringelt betekent dat de kuststrook waar hij nu langs drijft bewoond is, evenals het verre stemgeluid dat je kunt horen, in een soort trance lijkt het wel en dat geldt ook voor de vreemde muziek met schrille fluiten die daar doorheen of tegenin lijkt te gaan. Het is de streek waarin Hera's lusttuin zich bevindt. Palinouros heeft die kennis niet maar besluit omdat hij intuïtief het gebeuren niet vertrouwt, nog een stukje verder te varen. Nog steeds op zee - zee, ‘eeuwenoud symbool van het onbewuste’ (Connolly) - valt hij terug in een toestand van waken én sluimerdroom. Nu zijn het dromen waarin beelden van de beide Helena's en herinneringen aan de gesneuvelde amazonekoningin Penthesileia en fantasieën rond de Hesperische amazone Camilla door elkaar lopen. Hera, die in bonte gestalte is afgedaald, probeert hem ertoe te bewegen koers naar land te zetten. Hij beseft maar half wat er om hem heen gebeurt: dat wezens - voornamelijk vreemd uitgedoste vrouwen - uit de bossen te voorschijn komen en naar het strand afdalen en dat een slangachtig monster met wel honderd koppen boven de boomkruinen uitsteekt. Vanaf de Sirenenrots aldaar, die net als die bij Kumai niet meer door de Sirenen wordt bewoond, houdt Aphrodite, die nog steeds eigen plannen met de stuurman heeft, het gebeuren angstvallig in de gaten.
En weer is er een plotselinge omslag, minder heftig en niet van bovenaf, maar vanaf het plots ontstuimig geworden water. Uit zijn vroege avonddroom wakker geschud ziet de stuurman nog net even Poseidon en zijn gevolg in de verte schuin achter hem voorbij trekken. Als dat richting Poseidonia is, betekent dit dat hij nu ter hoogte van Velia dobbert. Hij herinnert zich de waarschuwende woorden van de Sibylla, maar voelde, ook door wat hij indertijd tegen zijn voormalige aanvoerder had horen zeggen, toch al weinig neiging om hier aan land te gaan, omdat het waarschijnlijk Grieken zijn die de plek bewonen. Tegen alle door Hera opgeroepen verleidingen in vaart Palinouros verder. Nu doemt er in het donker een kaap op. (De kaap die later naar hem vernoemd zal worden.) Nadat hij die gerond heeft, vindt hij een beschut strandje met enkele kleinere grotten om voor die nacht aan land te gaan en ongezien bescheiden offers te kunnen brengen.
(B) De volgende dag tegen het middaguur zoekt Aphrodite opnieuw Poseidon op om hem voor de veilige aankomst van haar zoon Aineias bij Kumai te bedanken. Daarbij beklaagt zij zich over de tussenkomst van Hekate en Hera's bemoeienis en over de averij die door de verdwenen stuurman nog voor de landing was aangericht. Had het leven van Palinouros niet de prijs van de veilige overtocht van Eryx naar Kumai moeten zijn, in plaats van de trompetter die haar zoon node kon missen? Poseidon gaat niet op het impliciete verzoek van Aphrodite in om Palinouros alsnog te offeren. Niet als zoenoffer voor een veilige overtocht dit keer, maar voor een goede afloop van een strijd die nog op het land gevoerd moet worden.
De zon klimt hoog door het luchtruim over de nauwe doorgang tussen het vasteland van Hesperia en Trinakria heen wanneer de stuurman, die vroeg in de ochtend zijn reis had voortgezet, in de verte de klip met het hol van de Verscheurster ziet opdoemen. Hij hoort nog niets, misschien houdt het monster zich opzettelijk gedeisd, maar neemt voor alle zekerheid het besluit om nu alvast met de oversteek te beginnen. Hij boomt schuin en met een grote boog naar de overkant om niet binnen het bereik van de aldaar heersende Kharybdis terecht te komen. Net op het moment dat Palinouros al zijn krachten nodig heeft om met zijn helmstok tegen de beginnende draaistroom van de Zuigster in te roeien, komt Poseidon met zijn stoet aanzetten. In volle vaart op weg van de Tyrrheense naar de Ionische zee, door de nauwe zeestraat die de stuurman op zijn vlot ten koste van alles moet zien te vermijden! Het is niet zo dat Palinouros opzettelijk door Poseidon en zijn gevolg uit koers wordt gebracht, maar eerder als gevolg van de roekeloze majestueuze onverschilligheid van de kant van de zeegod.
Een ongeluk dreigt - maar geen zoenoffer. Wel zoiets als een zelfgekozen dood door onwil om verleidingen-tot-de-dood-er-op-volgt te weerstaan en aan die verleidingen ten prooi te vallen. Opnieuw ontstaat er onder bedwelmde omstandigheden als vanuit het niets een palinouromachie, juist nu Palinouros zich met weinig tegenstand door het zeegeweld richting Skylla laat stuwen. Weliswaar is Phorbas opnieuw neergestreken, dit keer op Palinouros' vlot, maar hij zal geen beslissende rol meer spelen. De strijd die in het zicht van Skylla om de stuurman ontbrandt, speelt zich nu tussen Aphrodite en Hekate af. Aphrodite wil het offeren van de stuurman in eigen hand nemen, omdat Poseidon geweigerd heeft zich duidelijk over het zoenoffer uit te spreken en zij, bezorgd om wat haar zoon nog in Hesperia te wachten staat geen zekerheid heeft of dat offer heeft plaatsgevonden. Hekate, door Palinouros boven alle goden vereerd, wil de stuurman tegen het schandalige gevaar dat dreigt in bescherming nemen. Dit keer ontkomt de stuurman niet aan zijn lot, ook niet met de hulp van Hekate, omdat hij verblind en lamgeslagen is door de betoverende aanblik van Skylla.
Het begint ermee dat de plaatselijke zeedamp die het zog van Poseidon en zijn stoet heeft doen ontstaan, hem het zicht ontneemt en dat zijn geest omneveld wordt omdat Skylla hem met haar onschuldig-zachte jankgeluid ijl in 't hoofd begint te maken. Daardoor kan Palinouros, de koers kwijtgeraakt en in haar invloedssfeer geraakt, feitelijk niet meer aan haar ontsnappen. Stomgeslagen door de verpletterende schoonheid waarmee zij aan hem verschijnt, heeft hij geen oog voor haar monsterlijke onderlijf en wolfsschoot. Voor hem is de zeekant rond Skylla's grot één betoverende zeeboezem geworden, en de dubbele drievoudige aanblik van Skylla - twee maal drie hoofden, een beetje lange halzen, dat wel, zijn op een verdubbeling van zijn idolen gaan lijken. Ook vertoont zij in haar zes gezichten meer gelijkenis met de volmaakte gelaatstrekken van de godinnen die hij op de bronzen deuren van Karchedon had gezien, maar is hij er zich niet van bewust dat vlees en brons inmiddels in zijn herinnering met elkaar zijn versmolten.
Het lijkt er dus op alsof Palinouros, maar nu op klaarlichte dag, weer in de maanschemering van drie nachten daarvoor is teruggevallen. En ja hoor: opnieuw daalt Phorbas als een deus ex machina van de hoge hemel neer (...). Niet van 'des hemels sterrentrans' waar de vochtige nacht haar hoogste punt had bereikt, maar nu vanuit een hemel waarin de zon volop bezig is naar zijn hoogtepunt te klimmen. Het is moeilijk te zien waar Palinouros zijn aandacht op richt, omdat ook Kharybdis zich nu met veel golfgeklots begint te roeren. Is het de helmstok en de steven weer (nu slechts een vlot)? Of is het de grot die zich in de zeekant bevindt? Die tot in de diepe onderzeese kloof die zich daar bevindt doorloopt, wellicht even diep als de hemel hoog is...(*6)
Ook zonder tussenkomst van de rivaliserende godinnen zou de stuurman niet aan Skylla zijn ontsnapt. Alle omstandigheden zijn ernaar dat Palinouros zich aan de Verscheurster geofferd zou hebben. Maar deze zelfoffering, door het plotselinge verschijnen van Phorbas(*7), de bedwelmer gestimuleerd, wordt op het laatste moment door toedoen van een op een zoenoffer gebeten Aphrodite verhinderd. Zij had destijds om bedreigingen van haar rivale Hera af te kopen, min of meer zelf om een zoenoffer gevraagd, en nu is haar tijd gekomen om aan alle onzekerheid daaromtrent - of de dood van Misenos wel degelijk een zoendood is geweest - voorgoed een einde te maken. In haar hoedanigheid van 'Aphrodite de Wolvin'(*8) zet zij met behulp van de doodgewaande, door haar opgeroepen Sirenen niet alleen Phorbas maar ook Hekate buitenspel en wordt deze hoogstaande godin gedwongen machteloos toe te zien hoe onder invloed van een kracht waartegenover zelfs Zeus machteloos stond (Aphrodite als oudste schikgodin), iemand die Hekate boven al aanbad toch nog geslachtofferd gaat worden. Hekate doet nog wel een uiterste poging om haar beschermeling te redden. Maar wanneer Palinouros door toedoen van Aphrodite en de Sirenen in de wolfsschoot van Skylla, nota bene haar eigen kind, verdwijnt, rest Hekate niets anders dan het beschaamde hoofd af te wenden.
(C) De grot van Skylla later op de dag bij zonsondergang. Door Hekate opgeroepen - van wie zij zusters zijn - bestraffen Nemesis en de Moiren haar weerspannige dochter. Zij veranderen Skylla in een rots; Palinouros’ dode lichaam wordt door het verstenen van Skylla’s schoot ten prooi aan de golven van de zee gegeven. Drie zeenimfen ontfermen zich over zijn stoffelijke resten en voeren die naar Velia weg, alwaar zijn lichaam half in zee, half op het strand komt te liggen.
|