Eerste wacht 4 - Phobetor
Er is met de maannacht een geheel nieuwe setting rond mijn droom over Palinurus komen te bestaan. Zoals het er nu naar uitziet: niet alleen een slaapgod maar ook de maan speelde mogelijk een rol in de verdwijning van Palinurus. Reden om de verklaringen die Connolly voor Palinurus’ verdwijning en noodlottige afloop heeft genoemd nog eens na te gaan en te bezien of die nu anders beoordeeld moeten worden.
Ik denk nog steeds dat Connolly gelijk had toen hij een poging tot zelfmoord uitsloot. De duistere sfeer rond de geestestoestand van Palinurus is weliswaar zwaar, maar zijn geest is nog steeds van vooral melancholische stemmingen doortrokken. Dit is een gemoedstoestand die, lijkt mij, ook beter bij de schemering van de maannacht past, dan gevoelens van suïcidale zelfhaat, ontreddering of vertwijfeling.
Ook tegen de conclusie van Connolly dat een ongeluk niet aannemelijk is, valt nog steeds weinig in te brengen. Het blijft weinig aannemelijk dat iemand in een hulpeloze val, zoals het verhaal die beschrijft, het complete roer en een groot deel van de achtersteven met zich meesleurt. Ook al zijn er in de bedwelmende sfeer van de scène, zoals ik die inmiddels voor mij zie, voldoende elementen aanwezig om een normaal mens van zijn plaats te doen vallen, de beschadiging van het schip is zo groot en doelbewust, dat in slaap sukkelen, bedwelmd raken of slaapwandelen en dergelijke onmogelijk als hoofdoorzaak voor Palinurus' verdwijning in aanmerking kunnen komen. Naast de al eerder genoemde verklaring - de opzettelijke daad als desertie en geplande wraakoefening - hield Connolly, zij het met de nodige reserve, ook een 'bovennatuurlijke' interventie als mogelijkheid open: Palinurus als slachtoffer van goddelijke wraak of als zoenoffer voor een of meer goden. Omdat de verzetsdaad inmiddels voor mij een afgesloten hoofdstuk is (thema van een werk dat ver achter mij ligt) en er zich een wezenlijke verschuiving in mijn belangstelling voor de mythologische dimensies van het verhaal heeft voorgedaan, wil ik de verzetsdaad als mogelijke oorzaak verder laten voor wat die is, en mij meer op mogelijke 'bovennatuurlijke' oorzaken richten.
DE VERRE (HEKATE)
De vraag is in hoeverre dat nu nog mogelijk is - of het 'bovennatuurlijke' wel strookt met een geest die weliswaar droomt, maar, eenmaal ontwaakt, alleen reële dingen in aanmerking wil nemen. Ik denk dat dit alleen maar kan als je een onderscheid maakt tussen de bovennatuurlijkheid van de mythologie en de bovennatuurlijkheid van de geopenbaarde religie of het esoterisme. Of anders gezegd: tussen een bovennatuurlijkheid die een open, meer overdrachtelijk karakter heeft en een met een gesloten, dogmatisch karakter.
Het bovennatuurlijke is een realiteit waaraan niet te ontkomen valt. Ook de materialist heeft te maken met een wereld vol bovennatuurlijke verschijnselen. Verschijnselen die zijn geest 'te boven' gaan, waar zijn verstand niet 'bij' kan komen. Het bovennatuurlijke heeft vanwege de begrensdheid van onze geest een onontkoombare psychologische betekenis. In tegenstelling tot de religieus of esoterisch ingestelde geest, die deze begrenzing in wezen niet accepteert maar sublimeert, is de niet-religieus/niet-esoterisch ingestelde geest veelal realistisch genoeg om voor dingen die niet te verklaren zijn, geen 'geopenbaarde' verklaring of zingeving te zoeken. Toch zal hij, omdat het op psychologische gronden om ervaringen gaat die niet genegeerd kunnen worden, een vorm voor het benoemen en beleven van dit soort ervaringen moeten vinden. Het zal duidelijk zijn dat het voor mij de mythologische denkwereld is die hierin een zinvolle rol weet te vervullen.
Hierbij wil ik een paar kanttekeningen maken. Mijn opvatting over de psychologische betekenis van de mythologische gedachtewereld staat los van de romantische psychologie van bijvoorbeeld Jung en consorten. Het bovennatuurlijke heeft voor mij gewoon een triviale kant, onze neiging bijvoorbeeld om gemoedsaandoeningen over gebeurtenissen die ons diep geraakt hebben - gebeurtenissen die diepe sporen in ons hebben achtergelaten - als 'sterk verhaal' voor onszelf en voor anderen tot mythologische proporties op te blazen. Daarbij worden vaak woorden als 'overvallen', 'treffen', 'raken' en dergelijke gebruikt, alsof de aanleiding tot de gebeurtenissen iets is dat van verre, en dan vooral van bovenaf afkomstig was. Verder denk ik dat het belangrijk is om mythologisch-bovennatuurlijke gedachtenwolken in samenhang met de natuurlijke, reële omgeving te blijven zien.
En wel om twee verschillende redenen. Ten eerste omdat de realiteit voor de nodige relativering zorgt, ten tweede omdat bovennatuurlijke ervaringen vaak in de natuurlijke wereld geprojecteerd worden. Bovendien is het van belang - en daarin verraadt zich misschien toch een beetje hang naar dieptepsychologie - oog te hebben voor tegenstrijdigheden in de verslagen; niet alleen tussen de bovennatuurlijke en natuurlijke gegevens onderling, maar ook binnen die twee categorieën zelf. In het spanningsveld tussen realiteit en irrealiteit speelt voor mij het bovennatuurlijke gegeven van de onderwereld een belangrijke rol. Een, op het eerste gezicht, misschien te hersenschimmig en ongeloofwaardig gedachtenspinsel. Toch heb ik het vermoeden dat deze 'ondernatuur' het mogelijk maakt bovennatuurlijke ervaringen tot natuurlijke proporties terug te brengen.
Ik ben bij het opnieuw nagaan van de gebeurtenissen rond Palinurus voor een deel gebruik blijven maken van het aansprekende onderzoek dat al door Connolly is verricht. Maar dit onderzoek behoeft tal van aanvullingen en correcties. Niet alleen op het vlak van het verhaal zelf, maar vooral op dat van de mythologische aanwijzingen. Dit komt, denk ik, omdat Palinurus voor Connolly hoofdzakelijk een personage is geweest, waarmee hij zichzelf vanuit zijn preoccupaties identificeerde. Dit verklaart de nadruk die Connolly (en in navolging van hem ook anderen - ik zelf eerder ook) op de idealistische of romantische verzetsdaad van Palinurus heeft gelegd, met als gevolg dat hij in feite alleen maar van mythologische aanwijzingen en ongerijmdheden in het verhaal gebruik gemaakt heeft die binnen deze opvatting passen.
Bijvoorbeeld: er wordt in het verhaal, voorafgaand aan de nacht waarin Palinurus verdwijnt, melding gemaakt van de smeekbede van Venus (Aphrodite) aan Neptunus (Poseidon) om te garanderen dat 'Aeneas en al zijn mannen niet aan nog meer rampen en zeestormen zullen worden blootgesteld' en dat zij veilig 'de Avernische haven' zullen bereiken. Neptunus stemt toe, maar wel ten koste van één man: 'één zal lossing zijn voor velen' (A.5.815). Hoewel dit een episode is die op een wezenlijke manier het lot van Palinurus raakt (Williams: Palinurus als zondebok; maar over wie de zondebok was en waarom, ben ik anders gaan denken), vond Connolly dit een gebeurtenis die eerder een zinsbegoocheling lijkt, dan een incident dat je serieus moet nemen. Reden waarom hij daar niet verder op in is gegaan, de goddelijke wraakoefening (Palinurus als zoenoffer) als mogelijkheid aan het oordeel van de lezer overliet en duidelijk liet blijken daar zelf niet in te geloven. Volgens mij is deze passage echter meer dan een zinsbedrog. Sterker nog: ik denk nu dat je die, vooral ook door het fabelachtige gebroed dat daarin figureert, uiterst serieus moet nemen. Zeker nu ik dit soort mythologische spinsels niet meer als hersenkronkels zie, maar als verhaalelementen die onoverzichtelijke gebeurtenissen hun 'ware' betekenis geven. Maar zelfs als het slechts om een zinsbegoocheling zou gaan, dan nog is de episode niet betekenisloos of ongeloofwaardig. Er is namelijk een psychologisch gebied waar zinsbegoochelingen ophouden verzinsels te zijn, of vormen van zelfbedrog die niet met de werkelijkheid overeenstemmen; daar waar, van de persoon uit gezien, zinsbegoocheling in zelfbedwelming overgaat, met (ook dat zullen we zien) alle mogelijke nare, reële gevolgen voor de persoon zelf. Ik blijf er voorlopig bij dat de het 'ongeluk' dat Palinurus overkwam niet uitsluitend door een interventie van bovenaf in de zin van goddelijke wraak of zoenoffer veroorzaakt werd, maar ook door een interventie die ogenschijnlijk van bovenaf maar feitelijk - als reële gebeurtenis - vooral van binnenuit, dat wil zeggen van de persoon zelf uit, gebeurde. In zoverre verschilt mijn standpunt dus niet wezenlijk van het standpunt dat ik in navolging van Connolly eerder heb ingenomen: ook de verzetsdaad gebeurde immers van binnenuit. Ik ben wel vanwege het Hekate-motief, dat ik nu door alle episodes heen zie lopen, anders tegen het gebeuren rond Palinurus' vlucht en tegen de afloop ervan aan gaan kijken.
Nog even terug naar de betekenis van het woord 'bovennatuurlijk'. Volgens Van Dale: 'behorende tot een orde van dingen die boven of buiten de natuur en derhalve buiten het bereik van de menselijke zintuigen ligt, hetzij in de zin van goddelijk, of in verband gedacht met spokerij en toverij.' Het is opmerkelijk dat het juist deze twee aspecten zijn, die kenmerkend zijn voor de historische ontwikkelingsgang van Hekate: van de stralende godin die zij voor Hesiodos was tot de huiveringwekkende Trivia van de Romeinen. |